Duivengekoer

Houtduif. Foto Koos Dijksterhuis
Houtduif. Foto Koos Dijksterhuis

Bij duivengekoer kan ik zo lekker wegdoezelen. Bij voorkeur dromerig in de zon, maar ook ‘s morgens in bed. Sommige mensen ergeren zich aan duivengekoer. Het houdt hen wakker, of doet hen denken aan poep op de was, geklapwiek op het balcon of ander ongemak. Stadsduiven worden vaak vliegende ratten genoemd. Vogelaars vinden duiven niet zo bijzonder, omdat ze gewoon zijn.

Ik doelde met dat duivengekoer trouwens niet op stadsduiven, maar op houtduiven en Turkse tortels. Wie bij deze vogels aan zon en zomer denkt, heeft geluk, want ze broeden en koeren bijna het hele jaar door. Zodat je in december kunt ontwaken, terwijl er gekoer van buiten doordringt. Vroege lentebode!

Het koeren van de grote, mollige houtduiven klinkt misschien een fractie lager dan dat van de tengere tortels, maar er is een veel duidelijker verschil. Tortels koeren een drietoon, houtduiven een vijf-. En hoe wij mensen die vijftoon als eenheid horen, is niet de eenheid die duiven erin horen. Dat weet ik natuurlijk niet zeker, maar het is opvallend dat als houtduiven hun gekoer staken, ik altijd het idee heb dat de vijfde toon nog moet komen. Maar blijkbaar is wat ik als slotakkoord opvat, voor een houtduif juist het begin.

Denk niet dat duiven monotoon koeren. Er zijn subtiele klemtoonverschillen die door andere duiven begrepen worden. De Leidse bioloog Hans Slabbekoorn deed daar mooi onderzoek naar, eind jaren ’90.

Laatst hoorde ik een houtduif snurken. Hij zat een uur lang in een boom te dutten, ademde met vrij lange, regelmatige pauzes in met een snurkend geluid, om uit te ademen met één langgerekte koer. Na dat uur werd ie wakker en vloog ie met veel geklapwiek weg.

(Natuurdagboek Trouw dindsdag 30 sept. 2014)

Duivengekoer
DELEN