Dikke spin met enorm web

Tijdens het ramen lappen vlucht een enorme spin een kier in. In de avondschemer komt ze weer tevoorschijn. Ze lijkt met haar ronde lijf wel wat op een forse kruisspin, maar de tekening op haar rug is geen kruis en ze is niet oranjebruin maar grijszwart.
Het is september en de spinnentijd is begonnen. In mijn huis krijg ik genoeg van de webben die trilspinnen overal maken en achterlaten: onder meubels, tegen de plafonds, aan de wanden. Daartegenover staat dat ik onder die webben ingekapselde vliegen en pissebedden vind, die door de bewoonsters zijn leeg geslobberd.
Willen jullie meer of minder vliegen, willen jullie minder of meer spinnen? Allebei lukt niet, je moet kiezen.
De enorme, harige huisspinnen die ’s nachts rondlopen doen menigeen griezelen, maar die zijn nog banger voor mensen dan mensen voor hen. En terecht, ze bijten niet, ze leven doorgaans onopgemerkt in hun verborgen trechterweb, waarvandaan ze bijvoorbeeld zilvervisjes vangen.
Willen jullie minder of meer zilvervisjes, willen jullie meer of minder spinnen? Allebei lukt niet, je moet kiezen.
De dikke, zwarte spin woont buiten en daar heb ik er al helemaal geen hinder van. De volgende ochtend heeft ze een prachtig wielweb geweven, met een doorsnede van meer dan een halve meter. Het hangt gedeeltelijk strategisch voor het raam. Op dat ’s avonds verlichte raam komen insecten af, die… enfin hun lot moge duidelijk zijn.
Het is een brugspin, die zo heet vanwege de vaak onder bruggen hangende webben, opvallend in het licht van een lantaarn. Brugspinnen weven hun webben aan stenen bouwwerken, in de buurt van kunstlicht en water, en daarvoor komen bruggen vaak in aanmerking. Ze zijn één van de weinige diersoorten die zich niet laten verjagen door de mens, maar die zelfs van mensen profiteren. Ze nemen dan ook toe in aantal. Maar als de afname van insecten aanhoudt, zullen ook brugspinnen daaronder lijden.
(Natuurdagboek Trouw maandag 9 september ’19)