Die ellendige muggen

Vier jaar geleden was ik op Schiermonnikoog tijdens een muggenplaag. Een natte periode werd gevolgd door een warme en de plassen wemelden weldra van de muggenlarven, waarna de muggenzwermen Laplandse proporties kregen. Overdag kon je ook in de zon niet buiten zitten, of je moest al een bolknak roken.
Afgelopen zomer (ja, afgelopen: kastanjes vallen, vogels trekken, zwammen groeien) voorspelden lieden met verstand van zaken weer een muggenplaag. Het was nat en toch vrij warm en telkens werd er zon voorspeld. Maar die bleef achter de wolken en de muggen hielden zich aan hun gebruikelijke aantallen. Die aantallen zijn al meer dan genoeg om een mens wakker te houden.
Maar nu, in september, lijken de zespotige en tweevleugelige zoemers zich nog gauw explosief uit te breiden. Als ik een raampje open laat, zit mijn huis vol. Tientallen muggen, iedere avond andere, want de oudgedienden verzamelen zich geplet tegen de wanden. Ik sla ze dood met een pantoffel en de overburen zien me meppend rondspringen. Vrijwel alle geleedpotigen en ander grut zet ik ongedeerd buiten, maar muggen haal ik uit mijn lijden.
Ze steken niet, al heten ze steekmuggen. Ze hebben geen angel maar een zuigsnuit. Aan dat ellendige gezoem herkennen soortgenoten elkaar. Muggen komen niet zozeer af op licht, maar op vleugjes uitgeademde kooldioxide en vele andere ademgeuren. Dichtbij ruiken ze zweet. Als één mug u ’s nachts tergt, kunt u het best een onderbeen opofferen. Laat dat beest zuigen, dan is ze klaar en wil ze alleen nog eitjes leggen in water.
Muggenlarven dwarrelen vlak onder de waterspiegel, waar ze algen eten. Zelf zijn ze de kost van allerlei waterdieren.