De grutto’s zijn er

Laat de grutto’s maar komen! Komen? Ze zijn er al! Twee weken geleden zag ik er tientallen op het blank gezette landje van Geijsel bij Ouderkerk aan de Amstel. Blank gezet grasland, ondiepe plassen, modderige en vochtige grond zijn voor grutto’s ideale uitvalsbases. In februari arriveerden ze daar uit Afrika, in maart trekken ze daarvandaan naar de weidegebieden waar ze nog broeden.
Nu de temperatuur plotseling vijftien graden is gestegen, zetten de grutto’s hun lentelied in: ‘o grut, o grut, o grut’! Het is een van de fijnste geluiden die ik ken en wat zou ik het jammer vinden als mijn eventuele kleinkinderen het niet meer konden horen. Vrijwel alle Europese grutto’s broeden op Nederlandse weilanden, maar boven de meeste Nederlandse weilanden is hun het zwijgen opgelegd. Voor mijn kinderen is de gruttoroep lang niet zo’n voor de hand liggende lentebode meer als voor mij.
Maar er zijn nog grutto’s, we kunnen de nationale vogel annex vogel des vaderlands behouden, als we maar willen. Geijsel geeft het goede voorbeeld met zijn ondergelopen landje. Wat een feest om daar in februari en maart de grutto’s zich te zien verzamelen. Hopelijk konden ze zich in Afrika, Spanje en Portugal rond genoeg eten, om ook nog een weekje bevroren bodem te verduren. Met hun lange dunne snavels kunnen ze bevroren grond evenmin doorboren als uitgedroogde grond en dan vinden ze geen wormen en emelten.
En wie stond er in februari al tussen die grutten van Geijsel? Een lepelaar! Een vogelaar uit de buurt die daar vaak kijkt vertelde dat de vogel er al een tijdje was, eerst zelfs in gezelschap van een tweede lepelaar.
Als de grutto’s en lepelaars uit Afrika arriveren, is de grote intocht begonnen. De eerstvolgende zomergast die we kunnen verwelkomen is de tjiftjaf. Daarna de fitis en de zwartkop en dan is er geen houden meer aan. Steeds meer Afrikagangers komen aan, tot eind april de achterhoede binnendruppelt: gierzwaluwen, wielewalen, koekoeken.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 8 maart 2018)