De eerste vlinders citroenvlinder
De lente snelt voort, ik hoef maar even naar de winkel te fietsen, of ik zie een paar eerstelingen. De eerste gele dovenetel, de eerste fitis, zwartkop, gele kwikstaart, zwaluw, de eerste akkerhommel, de eerste dagpauwoog, de eerste citroenvlinder. De tweede citroenvlinder. De derde! Telkens dwarrelen er citroenvlinders voorbij. Ook in mijn tuin. Soms duikt hij in het verdorde bosje stengels van vorig jaar. Wat zoekt ie daar nou? Luwte misschien, rust of dekking. Of een jong struikje voor de eitjes.
Citroenvlinders zijn citroengeel, maar zoals citroen variëren van citroengroen tot eigeel, varëren citroenvlinders eveneens. De mannetjes zijn over het algemeen donkerder citroengeel dan de vrouwtjes. Beide hebben een aerodynamisch gebogen puntje aan hun voorvleugels.
Citroenvlinders zijn altijd één van de eerste vlindersoorten die rondvliegen, want ze overwinteren. De vlinders die vorige nazomer geboren zijn, hebben een droge, donkere, beschutte plek gevonden, waar ze zich maanden gedeisd hielden. Ze gaan nu paren en aan de leg. Weldra zullen de eerste citroenrupsen rondkruipen op bijvoorbeeld wegedoorn en vuilboom. Die struiken zijn in trek bij citroentjes, vooral als ze nog jong zijn en op een beschutte, zonnige plek staan.
De vlinders sterven na hun voortplanting en vervolgens verpopt zich hun nageslacht. Tussendoor zijn er een paar citroenvlinderarme weken. Ze kunnen de hele lente en zomer gezien worden, maar eind juni en begin juli zijn er veel minder dan in april, mei en augustus.
Een deel van die tweede generatie zal zich in de herfst terugtrekken en wordt in maart de eerste generatie van het volgende jaar. Maar zover is het nog niet, het is nog maar net lente en de citroenvlinders dwarrelen door bossen, parken en tuinen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 7 april 2016)