De eerste hommel

De eerste hommel

Aardhommel. Foto Koos Dijksterhuis
Aardhommel. Foto Koos Dijksterhuis

In de deuropening sta ik, van ons vakantiehuisje in Noord-Brabant. Ik hoor een luid zoemen. Het duurt even voor het tot me doordringt wat dat betekent. Een hommel! Hij snort rond de violen in een pot op het terras. Voor een insect dat een half jaar zonder verse maaltijd achter de rug heeft, is hij nogal levendig. Of die violen veel te bieden hebben? Ach, allicht een beetje nectar om zijn snelle vleugels aan de gang te houden.

‘Als jij sport, verbrand je de energie van een mars in een uur’, zegt mijn metgezellin. ‘Als een hommel zo groot was als een mens, zou hij die energie er in een paar seconden doorheen jagen.’
Dat heeft ze uit het boek van Dave Goulson over hommels.
‘Daarom zijn ze zeker ook zo klein?’ vraag ik, hoewel dit een fikse aardhommel is. Een koningin. Die gaat op zoek naar een holletje in een spouw of in de grond. Daar zal ze kraamkamertjes graven, eitjes leggen en stuifmeel opslaan voor haar kroost, dat vervolgens de werkzaamheden overneemt.

Maart is de maand waarin aardhommelkoninginnen speurend rondzoemen. De meeste gaan trouwens dood voordat ze zich kunnen settelen. Het valt niet mee om nectar te vinden. Er bloeit niet veel.

Wij zwaaien de volgende ochtend de tuindeur open. In de morgenzon kreupelt de koningin over de deurmat. De uitputting straalt eraf. De hommel rust even uit. Er zijn ook al mieren actief. Vrij grote, zwarte mieren. Eén snelt op de hommel af.
De hommel komt weer in beweging.

Wij kunnen suiker noch andere zoetigheid vinden voor suikerwater en prakken een druif voor de hommel. Maar die is verdwenen. ‘Naar de hommelhemel’, zegt metgezellin.

(Natuurdagboek Trouw woensdag 11 maart 2015)

DELEN
Reacties zijn gesloten.