Boomkruipers in de tuin
Mijn tuin popelt om aan de lente te beginnen. De vogels zijn druk aan het nestelen. Koolmezen inspecteren de nestkast, merels en vinken de bosjes, eksters vliegen met twijgen naar hun nest in aanbouw, kauwen checken de dakpannen. Zanglijster, heggemus en winterkoning. Heerlijk, die bedrijvigheid.
Ik verwacht weldra de eerste tjiftjaf te horen, in het zuiden des lands zijn al tjiffen gesignaleerd. Daarna komen fitis en zwartkop, vaste bewoners van mijn tuin. Ook vaste bewoners van mijn tuin of liever mijn dak waren spreeuwen, maar voor het eerst in jaren zijn die er niet. Een heel gemis!
Daar staan verrassende kostgangers tegenover. Terwijl ik aan het koken ben, zie ik door het keukenraam een boomkruiper tegen de boom op spiralen. En even later zie ik een tweede boomkruiper tegen een andere boom opspiralen. Een paartje boomkruiper! Toch eens een boomkruipernestkast kopen, met een ingang aan de zijkant.
Boomkruipers klampen zich in verticale houding vast aan de boombast. Ze steunen zich met hun staart alsof ze een specht zijn en scharrelen zo steeds hoger. Ze kruipen nooit omlaag. Als ze zich hoog genoeg boven de grond verheven voelen, maken ze een glijvluchtje naar een andere boom, die ze ook weer van onder naar boven afschuimen. Onderweg plukken ze larven en insecten uit kiertjes in de schors.
Boomklevers kruipen zowel naar boven als naar beneden langs een stam en hangen vaker ondersteboven aan een tak dan boomkruipers. Boomkruipers zijn kleiner en slanker dan boomklevers. Ze zijn bruin met wit en niet grijs met oranje. Ze hebben een slank, krom snaveltje en geen zware, rechte beitelsnavel. En ze maken geen hels kabaal maar twieten heel zacht. Welkom in de tuin, kruipers!
(Natuurdagboek Trouw donderdag 24 maart 2016)