“Als er niet aan verdiend wordt, gaat de natuur eraan”
Toen ik over neushoornvogels in Tanzania schreef, wist ik dat ik verontwaardigde reacties zou krijgen op mijn vliegreis. Ook als ik de trein neem naar Italië, wordt mij verweten dat ik zoveel vlieg. Dat komt doordat ik over natuur schrijf. Als ik over computers zou schrijven, zou het niemand boeien hoe (vaak) ik mij verplaatste.
Zelf wil ik liever niet vliegen en bezoek ik mijn in Madrid wonende dochter per trein. Dat is vier keer zo duur. Zo wordt het gewenste gedrag bestraft in plaats van beloond. Kerosine is onbelast, alle klimaatplannetjes van de overheid ten spijt. Zolang vliegen een fractie kost van treinen, blijft half Nederland naar de zon vliegen, al knerst de andere helft zijn tanden er nog zo op stuk. Als ik de trein neem of thuisblijf beperk ik niet meetbaar welke uitstoot dan ook. Toch vlieg ik liever niet, om mijn geweten te sussen.
Ooit ben ik verknocht geraakt aan West-Afrika, en toen mijn kinderen jaren geleden kenbaar maakten naar Afrika te willen, met zijn kleurrijke mensen, markten en dieren, mompelde ik onverstandig dat ik misschien weleens naar Oost-Afrika zou willen. Sindsdien brachten zij Oost-Afrika om de haverklap ter sprake als bestemming en nu dacht ik: we doen het een keer.
“De belangrijkste bron van inkomsten in Tanzania is ecotoerisme”, zegt onze gids Mohamed. “Tanzania investeert in Nationale Parken, die eerst voor de jacht bedoeld waren. Nu mag je er niet meer jagen. Olifanten en andere dieren zijn niet meer zo schuw en laten zich beter zien. Er komen nu veel toeristen. De natuur brengt geld in het laadje. Als er niet aan natuur verdiend wordt, gaat die natuur eraan.”
Door onze milieuvervuilende reis krijgen de natuurparken geld, en de gidsen, bewakers en hotelmensen profiteren mee. Ik steun een natuurbeschermingsprojectje van onze gids. Maar zeker: het blijft een vliegreis. Volgende vijf vakanties maar weer naar Schiermonnikoog.
(Natuurdagboek Trouw maandag 14 januari ’19)