1 van de 7 muurwespen

Het determineren van muurwespen is onbegonnen werk, waar ik nochtans aan begonnen ben, nadat ik bijgaand exemplaar had gekiekt. Er zijn in Nederland twaalf soorten. Vijf zeldzame vallen af. Dat is een gemakzuchtig kenmerk, maar ik ga ervanuit dat de eerste de beste in mijn tuin zittende muurwesp niet ook nog eens een zeldzame is. Ik vind een algemene al bijzonder.
Ik zou tabellen kunnen uitpluizen met moeilijke woorden die ik moet opzoeken, waarna ik de kronkels van adertjes in vleugels en de breedte van gele dwarsstrepen opmeet. Of de dwarslijst op tergiet 1 een lengtedeukje heeft is een essentieel kenmerk. Hetzelfde geldt voor het aantal segmenten in de toch al pietepeuterige antennes: twaalf of dertien? Ook een duidelijk vooraangezicht is nodig, want de zeven kijken verschillend uit hun doppen. Een close-upfoto van de wespensnuit heb ik alleen niet. Ik was al blij dat ik dat beest überhaupt redelijk in beeld kreeg.
Het zou van de zeven best eens de gewone muurwesp (Ancistrocerus parietum) kunnen zijn. Die heeft een inkeping vlak achter zijn of haar wespentaille (de eerste tergiet) en met wat goede wil meen ik dat kneepje wel te kunnen ontwaren. Bovendien komt ie in uiteenlopende landschappen voor, inclusief tuinen. Volgens een Engelse wespenwebsite (wespsite?) zouden deze wespen echter pas vanaf juni vliegen en dit exemplaar zag ik eind april al (in de lente gebeurt er zoveel in de natuur, dat ik het in drie natuurdagboeken per week niet bij kan benen). Maar op waarneming.nl zie ik meerdere meldingen uit die warme aprildagen. Toen werden gewone muurwespen zelfs al nestelend gezien.
Dat nestelen gebeurt in gaten in muren, in hout en ook in dode rietstengels. Daarin propt moeder wesp een verlamd rupsje, waarop ze een ei afzet. Daarna kleit ze de broedcel dicht. De rups is voedsel voor de wespenlarve. Volwassen muurwespen slurpen ook graag nectar uit distels.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 3 juni ’21)