Bosbewoner Rob Bijlsma luidt alarmbel voor (roof)vogels

Bosbewoner Rob Bijlsma luidt alarmbel voor (roof)vogels

‘Natuur is in handen gekomen van geldaanbidders’

Bosbewoner Rob Bijlsma onderzoekt zijn hele leven al (roof)vogels en hun leefomgeving. In zijn nieuwste boek beschrijft hij waarom de natuur in Nederland juist niet veilig is bij beheerders en beschermers.

Koos Dijksterhuis , Trouw, 2 juli 2021

Rob Bijlsma. Foto Koos Dijksterhuis
Rob Bijlsma. Foto Koos Dijksterhuis

Dit perceel fijn-sparren is ontsnapt aan de timberjacks, de machines waarmee Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten de bossen laten vernietigen, die ze zouden moeten beschermen”, zegt Rob Bijlsma. Hij woont al dertig jaar in het Nationaal Park Drents-Friese Wold, en kent die bossen als geen ander. De laatste jaren is het ene na het andere perceel tegen de vlakte gegaan.

Fietsend door de omgeving wijst Bijlsma kapvlaktes aan, waar tot de kap wespendieven, buizerds, haviken of sperwers broedden. “Ik heb dit jaar maar enkele succesvolle roofvogelnesten ontdekt”, vertelt hij, “en ook al is het vandaag optimaal weer, we zien er niet één jagen. Tien jaar geleden zouden we hier minimaal twee buizerds hebben zien cirkelen.”

Hoezo soortenarm?

Naaldbos zou eentonig en soortenarm zijn en moet plaatsmaken voor heide. “Dit sparrenbosje is gered omdat Rob Chrispijn (tekstschrijver en paddenstoeldeskundige, red.) er zeldzame zwammen ontdekte. Hij protesteerde en het regiohoofd hield wel van paddenstoelen”, vertelt Bijlsma. “Hoezo soortenarm. Moet je kijken hoeveel boomsoorten je hier ziet opkomen. Met wat geduld verandert het geleidelijk in een gemengder bos. Of niet. Het mooie van natuur is dat er altijd onverwachte dingen gebeuren. Hoe organismen zich daarin weten te handhaven is altijd weer verrassend en bewonderenswaardig. Maar nu worden de bossen met de bijbehorende planten en dieren vernietigd. Ik ben ontzettend pissig. Het hing als een molensteen om mijn nek en ik ben blij dat het nu op papier staat.”

Kerken van goud, dominees van hout is zijn nieuwste boek, over de verwording van de Nederlandse natuurbescherming. Het is vlot geschreven, met de nodige ironie, en zit vol ervaringen en onderzoek van de auteur. Bijlsma (66) observeert en onderzoekt al zowat zijn hele leven vogels, hun leefwijze en leefomgeving. Uit zijn boek blijkt dat natuur zelfs in de restjes reservaat niet veilig is, integendeel. “De achteloosheid en minachting waarmee de huidige beheerder bestaande leefgebieden met de erbij behorende planten en dieren naar de knoppen helpt, zijn ronduit shockerend”, schrijft hij.

Zomertortels en matkoppen

“Op dit omheinde stuk kaalslag stond bos waarin zomertortels en matkoppen broedden”, vertelt de natuurkenner. “Die rode-lijstsoorten zijn nu verdwenen. De bedoeling is dat er klokjesgentianen en gentiaanblauwtjes voor terugkwamen. Dat lukt niet, want de vlakte raakte begroeid met pitrus en smele. Die vegetatie wordt bestreden met zogenoemde drukbegrazing door schapen. Die vertrapten het nest van de boomleeuwerik die zich er had gevestigd. De beheerders weten dat allemaal niet, ze hebben geen idee van wat ze aanrichten. De gemiddelde beheerder of boswachter kent slechts enkele van de tienduizenden meercellige organismen in Nederland, en dan nog alleen maar van naam.”

Bijlsma zag ze het leefgebied “van vogels, mossen, varens, paddenstoelen, reptielen, you name it om zeep helpen”. “De natuurboeren hebben de afgelopen jaren willens en wetens zoveel broedgebied van roofvogels opgeruimd en ongeschikt gemaakt, dat ze daarmee de activiteiten van traditionele roofvogelvervolgers ruim voorbij zijn gestoken. Natuurbeheerders zijn veel effectiever in het uitroeien van roofvogels. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten vernielen broedplaatsen van roofvogels op een schaal die zijn weerga niet kent.”

Bijlsma heeft die uitroeiing nauwkeurig bijgehouden. “Tussen 1990 en 2019 zijn alle roofvogels in de West-Drentse bossen sterk afgenomen”, schrijft hij, “afhankelijk van de soort met 46 tot 100 procent. Het aantal roofvogelnesten in 2016 was 29 procent van wat het was in 1996. Van de roofvogelnesten die tussen 1990 en 2019 over de kop gingen, bleek het verlies bij 6 van de 89 nesten in grove den veroorzaakt te zijn door het omzagen van de nestboom (7 procent), de rest van de verliezen had een natuurlijke oorzaak.

Omgezaagde nestbomen

Het percentage omgezaagde nestbomen liep op naar 20 procent bij nesten in douglasspar (3 van de 15), 29 procent bij nesten in fijnspar (13 van de 45), 33 procent bij nesten in sitkaspar (2 van de 6) en 57 procent bij nesten in lariks (56 van de 99). Staatbosbeheer en Natuurmonumenten hebben alleen al in mijn kleine werkgebied in West-Drenthe 14 nestplekken van wespendieven laten vellen.”

Op zandgronden zijn douglas, fijnspar, grove den en lariks bij roofvogels veruit het populairst als nestboom. En die soorten zijn het meest uit de gratie van terreinbeheerders. Door het kappen van percelen, worden de overblijvende bossnippers onbruikbaar voor de vogels. Hun broedsel mislukt en vaak beginnen ze niet eens meer aan broeden. “Hier hebben ze een lariksbos gekapt.” Bijlsma wijst. Daar zit nog een oude havikshorst die na de kap verlaten is. Veel te zichtbaar geworden voor bijvoorbeeld boommarters die bosranden afzoeken.”

Het haviksnest werd ook zichtbaar vanaf het fietspad dat zelfs op een dinsdagochtend opvallend druk wordt befietst. Bijlsma heeft het (sterk toegenomen) aantal fietsers, wandelaars en honden – aangelijnd zowel als los – bijgehouden en geboekstaafd. Ook de landbouw krijgt ervanlangs (“In 2016 gebruikte de landbouw 5,7 miljoen kilogram aan bestrijdingsmiddelen”) en een oude bekende als de ‘blikjesindex’ haalt zijn boek: het tellen van achtergelaten blikjes op een vast traject.

Er is ook een nieuw onderzoekje toegevoegd, dat kansrijk is voor de Ig-Nobelprijs over grappig onderzoek dat aan het denken zet: Bijlsma houdt het abdominale profiel van boswachters bij.

Die term is door ganzenonderzoekers bedacht, als maat voor conditie. Ganzen die zich volvreten voor hun vliegreis naar hun broedgebieden, krijgen een hangbuik. De dikte van hun buik wordt op het oog bepaald en weergegeven op een schaal van mager tot dik. Bijlsma deed dat met boswachters en zette ze in een grafiek. Die vertoont een gestaag stijgende lijn; boswachters worden steeds dikker. “De groene brigade staat midden in de samenleving, zelfs wat buikjes betreft”, schrijft hij.

De BMI van boswachters hangt wellicht samen met de afstand tot hun auto. Hij mat die afstand in de 62 keer dat hij in ruim twee jaar (650 velddagen) een ‘groenjas’ tegenkwam. “De grootste afstand tussen een boswachter en zijn auto was 260 meter”, aldus Bijlsma. “In 70 procent van de ontmoetingen ging het om een langsrijdende auto met logo van een groene organisatie.”

Als Bijlsma beheerders bijpraat over roofvogels die lijden onder houtkap, is de reactie altijd: “Waar gehakt wordt vallen spaanders”. Zelf zwaait hij met de scherpe bijl. “Ik mis de diplomatieke tact om onwelgevallige boodschappen klantvriendelijk aan de man te brengen”, schrijft hij. Hij heeft, al kent hij uitzonderingen, voor natuurbeheerders geen goed woord over. De meesten zijn volgens hem onkundigen die leugenachtige praatjes verkondigen, recht tegen wetenschappelijke kennis in. “Natuur is in handen gekomen van geldaanbidders die er een verdienmodel van hebben gemaakt.”

Als oplossing oppert hij ontslag, een fikse bezuiniging op salarissen en subsidiestop. Van het uitgespaarde geld kan veel meer terrein worden gekocht en beschermd. “Een hek erom en niets doen, alleen maar kijken wat er gebeurt. En dat opschrijven en publiceren, zonder enig waardeoordeel.”

 

DELEN

Eén gedachte over “ Bosbewoner Rob Bijlsma luidt alarmbel voor (roof)vogels

  1. Een heel lastig dilemma, ooit voortgekomen uit de bosbouw, ik ben opgegroeid met bosbeheer, zonder natuurbeheer, twee takken en taken van Staatsbosbeheer . De mannen in de lange loden jassen, niet de geitenwollen sokken groep voortgekomen uit de NJN. Natuurbeheer en bosbouw beten elkaar. Houtvesters ter controle van beheerplannen gaven niet om natuur. Toen, ja toen had Staatsbosbeheer kleur moeten bekennen en bosbouw en natuurbeheer als één taak en vanuit de ecologie moeten benaderen. De waarde van de toenmalige kwaliteit.
    Is eigenlijk nooit gebeurt, het was vaak aan de boswachter, beheerder, die door de positie in z’n team natuur heel serieus nam en doelstellingen creëerde en rekening hield met de beschikbare kwaliteit, soms samen met de lange loden jassen. De nu beschikbare relikten zijn nu de beschikbare kwaliteit en nog herkennen we het niet. Bomen ouder dan 70 jaar zijn zeldzaam omdat we voor die tijd bedacht hebben dat de kwaliteit,lees opbrengst dan optimaal is voor houtopbrengst. Na 70 jaar vanuit de natuur en ecologie begint het pas eindelijk iets te worden. Dat heet visie. Maar ja ,Staatsbosbeheer is geen Natuurbeschermings organisatie maar een beheermaatschappij.

Reacties zijn gesloten.

Reacties zijn gesloten.