Zingende trekvogels op Schiermonnikoog

In september raakt de vogeltrek op dreef. Op Schiermonnikoog struin ik nog liever door de kwelder dan anders. De kleuren zijn er prachtig, mede dankzij het herfstrood van zeekraal, maar ook de kans op verrassende trekvogels lokt mij.
De lepelaars en kleine zilverreigers verzamelen zich voor hun uittocht, de bruine kiekendieven maken zich klaar voor vertrek, en uit het noorden arriveren zwarte ruiters, groenpootruiters, bosruiters, witgatjes, oeverlopers, kemphanen en tureluurs. Die strijken graag neer langs de slenken die met elke vloed vol-, en vervolgens weer leegstromen, waarna een nieuwe laag voedselrijk slik beschikbaar komt.
Extra leuk vind ik de zangvogels die op doorreis zijn. Ze komen uit Scandinavië over zee aanvliegen, en zijn blij met een plukje land om uit te rusten en bij te eten. Ze belanden aan de oostkant van Schiermonnikoog, op de kwelder, op het strand en op de Stuifdijk tussen kwelder en strand. Ze strijken vaak neer in bessenstruiken: duindoorns natuurlijk, maar er zijn ook veel andere, door vogels geliefde en verspreide struiken: meidoorns, vlierbessen, lijsterbessen. Vooral de Stuifdijk staat er vol mee. Sommige zangvogels gedragen zich daar tijdens hun reisonderbreking territoriaal. Ze willen de bessenbonanza voor zichzelf, en beginnen te zingen alsof het lente is. Als ik een tijdje stil sta hoor ik een tjiftjaf, een fitis en een zwartkopje zingen.
Al wandelend houd ik de omgeving in de gaten op zangvogels. Vaak zijn het spreeuwen of graspiepers, soms kneuen, groenlingen, putters, grasmussen of roodborsttapuiten, en af en toe dienen zich verrassingen aan. Ik betrap een tapuit en een paapje.
Tapuit en paapje, allebei prachtige vogels, zijn als broedvogel zeldzaam geworden: van beide schat Sovon Vogelonderzoek het aantal op ruwweg driehonderd paar. Tapuiten broeden op Schiermonnikoog met een handjevol, paapjes broeden er al jaren niet meer. In de nazomer en herfst echter trekken er naar schatting twee- tot tienduizend paapjes en tien- tot vijftigduizend tapuiten door Nederland. Soms zie ik op Schiermonnikoog tientallen tapuiten, maar ditmaal slechts één. Paapjes zie ik lang niet elke nazomer en nooit veel.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 12 september ’25)