Honderdduizend pimpelmezen

Honderdduizend pimpelmezen

Pimpelmees. Foto Koos Dijksterhuis
Pimpelmees. Foto Koos Dijksterhuis

Ineens hebben de trekvogels onze tuin ontdekt: merels, spreeuwen, koperwieken, vinken, kool- en vooral pimpelmezen storten zich op de bomen, de bessen en de laatste bloemen. (Al eten ze liever de vliegjes op die bloemen dan de bloemen zelf.)

De pimpelmezen vallen op. Die trekken elk jaar in oktober door, vanuit Rusland en Scandinavië, maar nu zijn het er wel heel veel. Afgelopen weekend werden er groepen van honderden pimpelmezen gezien. In de ochtend strijken ze vaak neer, na een nacht vliegen.

Naar schatting streken er alleen al na de nacht van vrijdag tot zaterdag honderdduizend pimpelmezen neer in Nederland, vooral aan de kust. Van alle mezen passeren de pimpelmezen Nederland het meest.

Pimpelmezen zijn kleiner dan koolmezen, en hebben geen glanzend zwarte kap, bef en stropdas. Ze zijn geel met een blauwe kruin. Hoe intenser dat blauw, of beter: het ultraviolet dat die wij mensen niet eens meer kunnen zien, des te aantrekkelijker de mezen elkaar vinden. Maar dat speelt vooral een rol in de late winter en lente, als de pimpels paren vormen.

Honderdduizend pimpelmezen in één nacht – dat zijn er veel. Een paar dagen eerder werden heel veel pimpelmezen gezien bij Falsterbo, het zuidelijkste puntje van Zweden. Daar komen de uit de Scandinavische taiga trekkende mezen (en andere vogels) terecht, die zuidwaarts vliegen en die niet graag de zee oversteken. Ze volgen de Zweedse west- en oostkust tot het land ophoudt en de overkant met het blote vogeloog duidelijk zichtbaar is. Daar verlaten ze massaal het land om even later door Denemarken en Duitsland verder te vliegen.

In hoeverre de invasie van pimpelmezen behalve uit Scandinavië en Finland ook uit Rusland, de Baltische staten en Polen komt, weet ik niet. De reden van de massale trek is me ook onbekend. Het is in Noord- of Oost-Europa niet plotseling ijzig koud geworden. Misschien is de voorraad van insecten en boomzaadjes al op.

Het zal wel iets alarmerends zijn, maar vooralsnog geniet ik van de mezen (en merels en koperwieken) in de tuin.

(Natuurdagboek Trouw, woensdag 22 oktober ’25)

 

DELEN

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *