Zuinig op de metselbij

Op het toilet klinkt een doordringend gezoem. Het zoemt voor het raampje, buiten. Binnen vind ik af en toe een kleine bij, soms nog net levend, meestal dood achter het raam. Insecten weten de kleinste doorgang naar binnen te vinden, maar hunkerend naar buiten blijven ze net zo lang achter glas hangen tot ze verdroogd zijn. Als ze nog leven, zet ik ze buiten. Soms zet ik mezelf ook buiten. Daar hollen en rollen onze konijnen rond, het tuintafeltje verspert op zijn kant het tuinpaadje. Van binnen sleep ik een ander tafeltje mee naar buiten. Al gauw zoemt er een bij omheen. Hij verdwijnt onder het tafeltje, verschijnt dan weer. Aan de onderkant zitten gaten voor verzonken schroeven. In zo’n gat metselt de bij zijn huisje. Het is een rosse metselbij. Ook de creperende bijen binnen zijn metselbijen, die op zoek naar nestholletjes een open raam invliegen. Overal zie ik rosse metselbijtjes muren en schuttingen afspeuren naar gaten. Het is de enige algemene metselbij. Van de negentien andere soorten die in Nederland zijn gezien, zijn er drie verdwenen en is de rest zeldzaam of zeer zeldzaam. Laten we op die rosse metselbijen dus maar zuinig zijn. Metselbijen leven alleen, niet in een volk. Ze zijn niet agressief en beschadigen niets, ze lenen alleen een gaatje voor hun eitjes: een stuk of tien. Als er regen dreigt, wil ik met tafeltje en al naar binnen. Het zou niet eens tegen regen bestand zijn. Maar het metselbijennest dan? Ik laat het buiten staan. Als ik het tuintafeltje weer rechtop wil zetten, blijkt één van de holle poten ook al te zijn ingericht door een metselbij…