Wadslakjes in de eendenpoep

Wadslakjes in de eendenpoep

Bergeend, © K. Dijksterhuis

U kent ze wel, die prachtige grote eenden, wit met roodbruin en groenzwart, twee aan twee door de modder slobberend met hun vuurrode snavels. Bergeenden, op de Waddeneilanden staan ze ’s morgens vroeg waakzaam bovenop een duin. In een oud konijnenhol piepen de kuikens. Ze komen eruit, ze komen eraan, als die zilvermeeuwen het maar niet zien. Daar marcheert de familie naar zee, door de kwelder, het wad op. Sommige eendjes halen het. Een ander probleem is het verdwijnen van konijnen en hun holen. Toch redden ze zich nog aardig, bergeenden.

Bergeenden slobberen van alles op uit het slik op het wad. Daarbij smakken ze schaamteloos. Ze kauwen niet goed, laat staan bewust, want ze hebben geen tanden. Ze zeven voedsel uit de blubber en slikken alles in één keer door. Bij kleine hapjes is dat geen probleem. Hoewel hapjes wel heel klein kunnen zijn. Wadslakjes bijvoorbeeld. Gerhard Cadée, bioloog op Texel, vallen vaak verrassende zaken op. Hij zag bergeenden de Mokbaai afschuimen. Daar scharrelen relatief veel bergeenden hun kostje bij elkaar. Daar leven ontzaglijke hoeveelheden wadslakjes. Wel honderdduizend per vierkante meter. Alleen al het tellen van een meter wadslakjes is een karwei van jewelste. Piepkleine huisjesslakken zijn het, van een millimeter of vier lengte. Veel van de wadslakjes hadden littekens, zag Cadée, zo te zien waren het gerepareerde breuken. Dat komt vaker voor bij slakkenhuizen. Die worden bijvoorbeeld gepakt door een krab die ze met zijn schaar probeert te kraken. Ontsnapte slakken repareren de breuk en kruipen vervolgens rond met littekens. Op andere Waddeneilanden was één op de vijf à tien schelpjes beschadigd. Maar in de Mokbaai was meer dan een tiende van de slakkenhuisjes kapot. Op één plek achterin de baai was zelfs veertig procent van de wadslakjes kapot geweest, maar weer hersteld. Bijna de helft! Wat is de oorzaak van die grootschalige aantasting van wadslakkenhuisjes?

Eerst moeten we even met Cadée mee bergeendenpoepjes verzamelen, om te zien of bergeenden veel wadslakjes eten. Twee uur na droogvallen van het wad kon Cadée daarmee beginnen. Bergeenden verteren hun eten namelijk in één tot twee uur. Er liggen altijd verse flatsen, want oudere ontlasting is door de vloed weggespoeld. En jawel hoor, in de Mokbaai zit bergeendenpoep vol kapotte wadslakkenhuisjes.

© Job Antoine Leideritz

Wadslakjes graven zich nauwelijks in, ze kunnen niet vluchten en zich niet verdedigen. Of toch? Bergeenden kauwen niet, zoals gezegd, en de kleine wadslakjes belanden ongedeerd in de maag. De maagspieren kraken schelpjes, maar Cadée vond in de poep behalve kapotte ook veel redelijk gave exemplaren, doorgaans slechts licht beschadigd aan de mondrand. En met dank aan de snelle spijsvertering kunnen wadslakjes de toch door het maag-darmkanaal van de bergeend nog overleven ook. Anderhalf uur met dichtgetrokken sluitklep in een krakende maag en een pulserende darm, in maagzuur en poep. Ach ja, ze kunnen ook uren in het wad overvloeden.

DELEN
Reacties zijn gesloten.