Terughoudende tapijtjes

Zeven jaar geleden heb ik een vingerhelmbloem in mijn tuin gezet. In mijn dagdromen zou deze helmbloem ieder vroege voorjaar voor een paars bloementapijt zorgen. Een jaar eerder had ik al een bosanemoon in mijn tuin gezet, die in mijn dagdromen voor een wit bloementapijt zou zorgen. Vingerhelmbloem kan trouwens ook wit bloeien, maar ik heb een paarse ingekwartierd.
Als ik zie hoe vingerhelmbloem en bosanemoon de bodem van landgoederen en loofbossen bedekken, vind ik mijn dagdroom best realistisch. Ooit nam mijn vader een polletje bosanemonen mee voor zijn toenmalige tuin, dat zich vermenigvuldigde tot een strook van anderhalve bij drie meter. Mijn polletje is een afstammeling van dat tapijtje. Overigens stond er in de toenmalige voortuin een vingerhelmbloem, die elk jaar bloeide maar geen paarse loper uitrolde.
Mijn vingerhelmbloem rolt tapijten noch lopers uit, zelfs een vloerkleedje kan er niet vanaf. Ook mijn bosanemoon, twee weken later in bloei, houdt het bij zichzelf. Ik moet er misschien wat bij planten, of holwortel eens proberen. Die lijkt sprekend op vingerhelmbloem, maar heeft ongevingerde schutblaadjes rond de bloemen en stengeltjes die kaal uit de bol komen, niet met een schede eromheen. Die bol zelf is hol, maar zonder ontworteling kun je alleen op die schutblaadjes vertrouwen.
Stinzenplanten zijn ooit geplant bij landhuizen, die als eerste versterkt werden met steen. Stenen huizen dus, stinzen in het Fries. Ook aronskelken, lenteklokjes, sneeuwklokjes, krokussen en narcissen zijn stinzenplanten, maar ik vind bosanemonen en vingerhelmbloemen nóg leuker, omdat ze tevens in het wild voorkomen. Bosgeelsterren zou ik ook graag in de tuin willen, en de wilde varianten van krokus en narcis zijn eveneens welkom.
Maar als ze zo terughoudend doen als mijn vingerhelmbloem en bosanemoon, ben ik waarschijnlijk al overl… eh… verhuisd, voordat ze tapijten leggen!
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 2 april ’19)