Koerende tortels
Sommige mensen worden wakker van het gekoer van duiven en haten het. Ik word er soms ook wakker van, maar vind dat een fijn ontwaken. In Nederland koeren houtduiven hun vijf, tortels hun drie tonen. De zomertortel, voorheen bekend als (echte) tortelduif, is zeldzaam geworden. De weinige die nog in Nederland broeden, maken zich op voor vertrek naar Afrika. De grijsbruine duifjes met een zwarte streep in hun nek zijn Turkse tortels. Die broedden in 1949 voor het eerst in Nederland en vogelaars reisden voor de exotische gasten naar Oldebroek, waar de duifjes tortelden. Daarna veroverden ze het hele land, tot Flevoland aan toe. Daar verliep de kolonisering langzaam, want sinds 1980 gaat het zelfs met soorten als huismus, houtduif en Turkse tortel bergafwaarts. Ze eten zaad bij de oogst en er wordt geen graankorrel meer geknoeid.
Vorige week werd ik in Istanboel gewekt door tortelgekoer. Als je ergens Turkse tortels verwacht, is het wel in Turkije. Maar nee, dit gekoer klonk anders: een hollere drieklank, woewoewoe, die me aan tropische oorden deed denken. Engelsen doet dat koeren aan gelach denken, want daar noemen ze de tortel laughing dove, lachduif. Wij noemen hem palmtortel. Wetenschappelijk heet de soort Streptophelia senegalensis, Senegalese tortel, en ik ken ze inderdaad uit West-Afrika. In Istanboel zijn ze vermoedelijk uit kooien ontsnapt.
Palmtortels zijn oranjeroze met blauwgrijze vleugelranden. Ze geven fleur aan volières. En ze koeren zo mooi. Ze maken elkaar op duifse wijze het hof. Een duif wordt eindeloos achterna gejaagd door een lustige doffer die met opgezette krop koerend ronddraait om indruk op haar te maken. Ze doen dus iets anders dan wat mensen vertederd ‘tortelen’ noemen.