Herfstkoninkje tussen de bladeren

Omdat ik rond 11 oktober op Schiermonnikoog ben, hoop ik op bladkoninkjes. Bladkoninkjes zijn piepkleine vogeltjes, grijsgroen als een tjiftjaf. Ze zijn tussen de bladeren lastig in het oog te krijgen. En bijna altijd scharrelen ze tussen de bladeren, vaak vrij hoog. Ze broeden in de bossen van Rusland en Siberië, ze overwinteren in Zuid-Azië, maar onderweg dwalen er altijd een paar af.
Als ik ’s morgens naar het dorp fiets voor krant en brood, turen er vogelaars naar de bomen voor jeugdherberg Rijsbergen. Ik stop.
‘Bladkoning?’
‘Bladkoning.’ En tegen een kennis verderop: ‘blako, Henk!’
Dan klinkt een scherp, hoog ‘dzoewiet’. Bingo. Het geluid herhaalt zich iets verder weg. Ik fiets achterlangs terug, tussen kinderboerderij en het bosje. De vogelaars zijn weg. Ik sta stil en kijk naar de zonnige bosrand, een groen gordijn met flarden herfstkleur en sleetse plekken waar hemelsblauw doorschemert. Steeds meer beweegt tussen bladeren en takken. Vinken, roodborstjes, een winterkoninkje. Een mannetjesmerel ploft vlak voor me op een heg. Hij kijkt me scheef aan en trekt met zijn snavel aan dorre blaadjes. Dan hoor ik de roep van een bladkoninkje en zie ik iets groenigs. Maar het is een tjiftjaf. Een bladkoninkje is kleiner, molliger, heeft het postuur van een goudhaantje, met twee gelige vleugelstrepen. Weer roept een bladkoning en nog één: één voor, één achter me, er zijn er twee! Ik hoor ze wel, maar zie ze niet.
Als ik bij het huisje arriveer, klinkt daar waarachtig alweer een bladkoning uit de bosjes. Zijn er dan zoveel? Ja. Het ringstation had tot 7 oktober al 18 bladkoninkjes gevangen, aldus de Dorpsbode van 15 oktober. Anders zijn dat er gemiddeld 7.