De beuk in de esdoorn!
De achteloosheid waarmee een langdurig gegroeide boom in enkele seconden soms wordt omgezaagd, kan mij verbijsteren. Nochtans heb ik een keer een fikse esdoorn omgezaagd. Om een eik te redden. Eiken zijn mijn favorieten.
Eiken groeien traag, worden oud en dik, hebben ’s winters een spookachtig takkensilhouet en ’s zomers een enorme kruin van precies de juiste kleur. Hun frisse lentegroen verandert in diep, rijp donkergroen. Net als de iep is de eik een ecologisch wonder. Er zijn honderden soorten planten, paddestoelen, insecten en andere dieren die op of in of van eiken en eikels leven. Vele van die soorten kunnen uitsluitend op of in eiken terecht. De iep heeft net zo´n reputatie, maar aan esdoorns hebben die honderden wezens niets.
Eiken hebben een gegroefde bast als de huid van een oude sjamaan die alles heeft meegemaakt. Aan die bast zijn ze ‘s winters te onderscheiden van een beuk, die een gladde bast heeft. Beuken zijn ook prachtig, vooral als de lentezon door hun schermen van jonge blaadjes sijpelt. Eiken en beuken zijn vanouds de bomen die de hoofdmoot vormden van de Europese oerbossen. Hier en daar zijn in Nederland stokoude, op oerwoud lijkende plukjes bos. Daar groeien eiken, beuken en vaak ook hulstbomen. Kamperfoelie en klimop zorgen er voor lianen. Er liggen gevallen stammen te rotten, andere bomen zijn halfdood.
Als een eik vlak naast een beuk staat, zoals op de foto, legt de eik het op den duur af tegen de sneller groeiende beuk. Tegen een esdoorn kan een eik nog minder op. Mijn vijftig jaar oude eik werd verdrukt door een twintig jaar jongere esdoorn. Toen heb ik de esdoorn omgezaagd.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 19 april 2016)