Bessen plukken

Langs en in mijn tuin staan een kers, een appel, een zwarte bes en een aalbes. De kersen en zwarte bessen laat ik over aan de vogels, de appels en aalbessen pluk ik voor onszelf. Maar wat de vogels daarvan wegsnaaien, zij hen gegund.
De kersen en appels zijn in trek bij de gevederde kostgangers, maar van de zwarte en de aalbessen zie ik ze nooit snoepen. Ik weet niet waarom ze die negeren – zouden de struiken te laag zijn en te gevaarlijk met het oog op de vele katten?
De zwarte bessen laat ik hangen, ik vind ze niet zo lekker en heb geen zin er iets lekkers van te maken. De aalbessen pluk ik wel, in twee etappes. Van boven zijn de takken overwegend groen, maar van onderaf zien ze rood van de bessen. Vroeger werd ik tijdens de pluk geteisterd door myriaden steekmuggen, maar hoewel ik aan het water woon, zijn die er nauwelijks meer. Ik mis ze beslist niet, maar vind hun verdwijning wel een alarmerend verschijnsel.
Ik moet mijn aandacht bij de bessen houden, want aan de meeste trossen hangen wel enkele nog onrijpe, die ik laat hangen voor de tweede ronde. Ik pluk dus niet hele trossen om later te rissen, ik pluk alle bessen ter plekke van hun steeltjes. Voor mijn toch vaak wat hyperactieve hersenpan is dat een rustgevend precisiewerkje. Ik wil geen rijpe bessen laten hangen en nog minder laten vallen.
Hoe aandachtiger ik pluk, des te meer details rond de bessen ik opmerk. Muggen zijn er dus niet, maar ik zie jonge wantsjes, een zweefvlieg, een bladluis, een strekspin, een lieveheersbeestlarve. De eerste appeltjes die vallen. Een jong zevenblaadje dat helemaal niet zo ver mijn tuin mag binnendringen. Een waterjuffer die even plaatsneemt. Een jonge mees die vlakbij gevoerd wordt. Ik hoop elk jaar op een bessenglasvlinder, een fraai beestje dat aalbes als waardplant gebruikt, maar die zie ik nooit.
Zoon en ik eten dagelijks wat bessen en de rest gaat in de vriezer.
(Natuurdagboek Trouw maandag 8 juli ’19)