Gentiaanblauwtjes leven te versnipperd

In een gebied dat bekend stond om gentiaanblauwtjes, zocht ik vorig jaar eitjes van die vlinders. Ik checkte tientallen klokjesgentianen, maar vond geen eitje. Nu was ik er weer, met een vriend. We checkten wel honderd klokjesgentianen, maar eitjes ho maar.
Kennelijk is het gentiaanblauwtje weer een leefplek kwijt. Die leefgebiedjes: schrale graslanden, zijn zeldzaam geworden in ons door stikstof verstikte land. Daarbij komt dat gentiaanblauwtjes bepaalde mieren nodig hebben, als pleegouders.
De rups die uit het eitje kruipt, schranst zich een weg in een bloemknop. Na een dag of tien heeft de rups genoeg van bloem en laat ie zich vallen. Dan sleept een mier hem mee, omdat ie ruikt naar mierenlarf. De mieren ‘denken’ hé, die hoort in het nest. Daar wordt de rups vertroeteld. De rups eet mierenlarven en -eitjes en zit de hele winter veilig en warm.
In de lente verpopt de rups zich tot gentiaanblauwtje. Dan ruikt ze niet meer naar mier en moet ze maken dat ze wegkomt. Ze lebbert nectar uit dophei-bloemen, paart en dropt haar bevruchte eitjes op een klokjesgentiaan. En zoals het beslist een gentiaan moet zijn, zo moet het nest beslist van bos- of moerassteekmieren zijn. En die zijn niet overal.
We bezochten nog een gebiedje waar gentiaanblauwtjes leven. Daar waren we een maand eerder ook. Je mag er niet in, maar vanaf het aangrenzende paadje telden we tien gentiaanblauwtjes. De vlinders waren er nu niet meer, maar hadden ze eitjes gelegd? Na enig speurwerk vonden we drie klokjesgentianen. Elk had zeker tien witte puntjes: vlindereitjes. Volgens de Vlinderstichting zijn er dan te weinig bloemen en hebben de vlinders ‘legnood’.
Vlogen er uit het laatste gebied maar een paar vlinders naar het eerste. Maar ze weten niet waar ze heen moeten, en het zou te ver zijn voor die kleine fladderaars. Het leefgebied van gentiaanblauwtjes is te klein, te versnipperd. Stikstof is een sluipmoordenaar, en er hoeft maar dít te gebeuren (droogte, nattigheid, te vroeg of te laat maaien, grazen, plaggen), of de hoeveelheid gentianen, mieren of vlinders stort in. Dan zie je op de ene plek honderd gentianen zonder één vlindereitje, en op de andere plek drie gentianen met elk tien eitjes.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 13 augustus ’25)