Een groenlander in Afrika
Recensie Leeuwarder Courant 26 feb. 2010

Recensie Leeuwarder Courant 26 feb. 2010

De strandloper achterna

Weinig verschijnselen in de natuur zijn zo fascinerend als de vogeltrek. Het is een fenomeen dat ook schrijvers aantrekt en niet weer loslaat. Het heeft nu weer een boek opgeleverd. Een juweeltje deze keer, over het bijzondere leven van de Drieteenstrandloper: ‘Een Groenlander in Afrika’. Het is natuurjournalist Koos Dijksterhuis, bekend van zijn dagelijkse columns in Trouw, gegund. Daar niet van. Maar het is wel om jaloers op te worden, de gelegenheid die hij kreeg om onderzoeker Jeroen Reneerkens te volgen op zijn zoektocht naar de overlevingsstrategieën van het zo razendsnel trippelende strandvogeltje.

De schrijver begon als hulpje van de onderzoeker bij de vogelvangst op Vlieland, om hem vervolgens achterna te reizen naar Ghana, Mauretanië, IJsland en tot drie keer toe Groenland. Zo gaat dat, met een studie naar een strandloper die zijn overwinteringsgebied in Afrika zoekt en voor het broeden per se naar het noordpoolgebied wil.

Tussendoor wordt de waarde van ‘onze’ Waddenzee nog eens onderstreept als belangrijke tussenstop waar de vogels zich volvreten om de lange tocht te kunnen volbrengen. Het zal de aanwezigheid van dit internationaal vermaarde natuurgebied zijn dat onze biologen drijft tot expedities naar verre, soms barre oorden.

Dan blijkt het wereldje van onderzoekers dat duizenden kilometers aflegt om de vogels te volgen, ook maar klein. Joop Jukema, Theunis Piersma, Petra de Goeij en Lenze Hofstee; het zijn namen uit onze regio die vaak opduiken als het om Waddenzee en steltlopers gaat. Ook Dijksterhuis kwam ze, als vanzelfsprekend, onderweg tegen.

Het verhaal over de Drieteenstrandloper boeit van begin tot eind. Dijksterhuis is een rasverteller die het complexe leven van een vogel in broedtijd dicht bij de mensen brengt, bijvoorbeeld door typetjes op te voeren als Dries, de drieste drieteen. Daarnaast beschrijft hij de moeite die onderzoekers zich moeten getroosten om de voor hun werk noodzakelijke voorzieningen in verre oorden voor elkaar te krijgen. En hoe het is om onder primitieve omstandigheden in een onderzoekstation, vergezeld van akelig stekende muggen, toch het mooie van een expeditie in te zien.

Met het budget dat Reneerkens kreeg voor zijn onderzoek naar het reislustige vogeltje, kon hij drie jaar toe. Dat lijkt heel lang, maar het was voor de wetenschapper niet genoeg om wetenschappelijk verantwoorde antwoorden te geven op de vragen die hij zich vooraf had gesteld.

Dat is het lot van onderzoekers van complexe dingen. Als ze al een antwoord vinden, levert dat weer nieuwe vragen op. En zo blijft er voor schrijvers van natuurboeken altijd stof over voor weer een nieuw bijzonder verhaal.

– HALBE HETTEMA

Koos Dijksterhuis – Een Groenlander in Afrika

Prometheus, Amsterdam; 416 blz., €.29,95

[FOTO UIT BESPROKEN BOEK]

Drieteenstrandloper bebroedt kuikens in Groendland.

DELEN
Overbeviste schoonzwemmer

Overbeviste schoonzwemmer

Nog één keer het Ghanese strand. Daar wordt geleefd, en er vallen doden! Geelsnavelwouwen wieken de vijftien kilometer strand tussen de twee lagunes heen en weer. Kwijnende vis of een kreupele vogel is binnen de kortste keren verdwenen. Dode vis of bijvangst die de vissers achterlaten, trekt donkergrijze, bijna zwarte rifreigers aan. Ze hangen in een kring rond tot de vissers weg zijn. Een dappere grist vast iets weg tussen de vissers door.

Tropische stranden zijn vak vergeven van de gaten. Dat zijn krabbenholen. Is het niet te druk en niet te koel, dan steken de krabben hun ogen op stokjes uit hun loopgraaf en gluren ze rond. Een klokhuis, mangoschil, cocosscherf of vissenstaart wordt in één razendsnelle sprint opgehaald.

In Ghana zien we geen krabbenholen en komen we maar één krab tegen. Dat is dan ook wel meteen een tropische verrassing. Marineblauw is hij en wel twintig centimeter breed. Hij heeft een gekarteld rugschild dat aan de zijkanten uitloopt in een punt. Het achterste van zijn vijf paar poten is plat en breed als zwemvliezen. Het is dus een zwemkrab, en wel de blauwe zwemkrab, een Atlantische soort die soms in Nederland gevonden wordt, maar vooral bekend is van de Amerikaanse oostkust.

Daar komt hij voor tussen Canada en Uruguay, vooral in brak water-lagunes en riviermondingen. Het is een geliefde krab, vanwege zijn kleur, maar vooral vanwege zijn smaak. Zijn wetenschappelijke naam luidt ’smakelijke schoonzwemmer’: Callinectes sapidus. Het blauwe zwemkrabbenvlees is zo geliefd dat de soort in sommige zeeën is uitgeroeid. Ook deze gaat de pan in. De voorste grijp- en knijparmen zijn geducht. Een visser heeft ze afgeknipt.

DELEN
Ghana – Strijd op het strand

Ghana – Strijd op het strand

wesp en mierOp het Ghanese strand vinden Jeroen en ik een koffervis, achtergelaten door de vissers die bezig zijn een honderden meters lang net het strand op te sjorren. De oogst van een dag werk door twintig kerels: een half wasteiltje vis.

Soms vangen ze een zeeslang. Die snijden ze de strot door en laten ze kronkelen op het strand. Er spoelen fraaie schelpen aan en fleurige vlinders. Die liggen dood of half dood in het zand. Eén laat zich op mijn hand drogen en fladdert naar de kokospalmen. Een enorme wesp vecht op leven en dood met een mier. De mier is te klein voor de wespenangel. We wachten de uitslag niet af, maar gokken op David.

Kapgieren pikken lekkernijen uit poep. De poep wordt op het strand gedeponeerd door mensen uit de vissersdorpjes achter de palmen. De springvloed zal de drollen wegspoelen, maar ondertussen stinkt het verschrikkelijk. Behalve met poep ligt het bezaaid met plastic zakjes, waarin drinkwater heeft gezeten.

Op enige afstand van de dorpen verzamelen zich de drieteenstrandlopers waarvoor we hier zijn. Ze delen een rustplaats met regenwulpen en koningssterns.

In Nederland zijn drieteenstrandlopers ’s winters vrijwel steeds aan het dribbelen en eten. Ze moeten hun buikje rond vreten om op temperatuur te blijven. In de tropenwarmte is dat niet zo’n punt – ze eten soms even en steken dan weer urenlang hun kop in de veren. Al duttend kraken ze de schelpjes en poepen ze de scherfjes uit. In de hete middag zoeken de vogels zelfs afkoeling, door plat op hun buik in het zand te liggen. Dat zie je ze in Nederland nooit doen.

(meer foto’s: zie fotoalbum ‘Ghana’)

DELEN
Drieteenstrandlopers in Ghana

Drieteenstrandlopers in Ghana

Als Jeroen Reneerkens en ik op het palmenstrand van Ghana naar drieteenstrandlopers zoeken, monsteren we langs tien kilometer waterlijn om de zoveel meter de bodem, om er jonge zaagjes te tellen. Jonge zaagjes zijn namelijk de winterse pot van drieteenstrandlopers in Ghana. Af en toe zit er een lange, dunne, vuurrode worm tussen de zaagjes en twee keer een tropische zoutwatervariant van ons bootsmannetje.

Zaagjes vinden we bij duizenden, uitsluitend jonge. Worden ze pas in de zomer volwassen? Sterven volwassen zaagjes voor de winter? Waar de golven het strand overspoelen, leven de zaagjes. Daar draven honderden strandlopers als één groot organisme met de branding mee. Rolt een golf terug, dan hollen de strandlopers er zaagjes pikkend vlak achteraan, tot griezelig dicht onder de volgende breker. Dan rennen ze gauw strandopwaarts, vlak voor de schuimkop uit. Het lijkt een heikele onderneming. Ik mag graag zwemmen in de hoogste golven die na een zomerstorm op het Nederlandse strand beuken. Maar die breken geleidelijk op de flauw hellende bodem. In Ghana rollen enorme golven ongehinderd op de steile strandwal af, waar ze in één keer branden.

De eerste keer dat ik daar zwom, werd ik tientallen meters meegesleurd, schaafde ik mijn rug open aan die dekselse zaagjes en kwam ik half verzopen boven. Onderweg bleek mijn zwembroek te zijn verdwenen, wat bij het druipend terugwaden op de lachspieren van vissers werkte. Maar drieteenstrandlopers laten zich niet door de branding grijpen. Ze zijn zoals altijd sneller en alerter dan wij. Soms vliegt de hele groep er ineens vandoor, schijnbaar zonder aanleiding. Twee minuten later ontdekken wij eindelijk een naderend stipje aan de hemel: slechtvalk.

DELEN
Donsballetje duikt op in Noordwijk

Donsballetje duikt op in Noordwijk

Afgelopen zomer struinen Jeroen en ik over een stenige helling de Aucellaberg op. We zoeken drieteenstrandlopers. In juli werken de kuikens zich uit hun eieren – een hele bevalling. Het begint met een barstje. Als je dan zachte piepgeluidjes maakt, piept de ongeborene vanuit het ei terug. Vader of moeder zit naast je of klimt op schoot. Dan kan het nog wel een etmaal duren voor ze eruit zijn.

We verstoren ze zo weinig mogelijk, maar Jeroen moet de kuikens wegen, meten, ringen en een bloeddruppeltje afnemen voor DNA. Daarmee kan hij de verwantschap in kaart brengen. Waar dat goed voor is, staat in mijn boek dat vandaag na drie jaar onderzoek verschijnt. Als die kuikens eindelijk uitgekomen zijn, gaat het snel. Binnen een dag stappen ze rond: gespikkelde donsballetjes op hoge pootjes met elk drie tenen.

We zien een drieteenvader op de uitkijk staan, zijn rossige hals vurig in de lage poolzon. Hij kwettert waarschuwingen. Na een tijdje zien we door de kijker vier kuikens lopen. Die vangen we voor de wetenschap. Een korte sprint. De kuikens rennen snel, maar verkiezen toch de camouflage als ontsnappingsstrategie. Het kuiken dat ik probeer te pakken, drukt zich plat tegen de grond en houdt zich roerloos. Tussen de toendraplantjes zou je hem niet zien, maar deze drukt zich op een stukje sneeuw. Hij laat zich oppakken en krijgt de vrijheid weer met gekleurde ringen van licht gewicht plastic: een groen vlaggetje en de unieke kleurcombinatie groen-geel-geel-groen.

Gekleurringde drietenen worden ’s winters teruggezien van Denemarken tot Zuid-Afrika. Maar onze groengele vriend dribbelt over het strand bij Noordwijk. Laten we daar nou vandaag het boek presenteren!

DELEN
Drieteenstrandloper vliegt 6000 kilometer non-stop

Drieteenstrandloper vliegt 6000 kilometer non-stop

De drieteenstrandloper in Zuid-Noorwegen

Geen zender, toch gespot

Een drieteenstrandloper, met een vertrekgewicht van amper een ons, vloog in minder dan vijf dagen 6000 kilometer van Noorwegen naar Ghana. De vogel werd 11 augustus 2009 gefotografeerd in een guur Zuid-Noorwegen. Op 16 augustus zag een Ghanese bioloog hem onder de kokospalmen op het strand van Esiama. De strandloper was te herkennen aan pootringetjes in verschillende kleuren. Biologen van de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Accra in Ghana kleurringen de vogels om hun leefwijze en overlevingskansen te onderzoeken.

Lees het persbericht hier verder

DELEN
Groenland 10 – Poolvos

Groenland 10 – Poolvos

Poolvos jong

Hoe prachtig poolvossen ook zijn, wij zien ze liever gaan. Er zijn vijf bewoonde burchten in ons gebied. Vossen eten lemmingen en vis. Dat blijkt uit de foto’s op een camera met bewegingssensor, die bij een hol staat. Strandlopereieren zijn tussendoortjes. Vossen vinden de meeste nestjes. Of wij vossen de weg wijzen als we een nest vinden? De heetgebakerde discussie hierover leest u maar in Een Groenlander in Afrika.

Drietenen worden gemiddeld vier jaar oud, blijkt uit Jeroens analyse van honderden gekleurringde vogels. Het eerste seizoen slaan ze over, dus kunnen ze drie zomers broeden. Met vier eieren per nest, zijn dat twaalf eieren in het leven van twee vogels, dus zes nakomelingen per vogel. Als daarvan één volwassen wordt, blijft het aantal drietenen gelijk. Kennelijk gebeurt dat, want hoeveel vossenvraat er ook is, de drieteenstand lijkt stabiel te zijn. Het hoort er allemaal bij. Het is de natuur.

Op de camera bij een vossenhol staan aandoenlijke pups. Eén keer verschijnt een enorme, witte wolf op de plaat. Hij kijkt naar de lens. Wolven zijn de enige vijanden van de poolvossen hier. Wolven zouden een opsteker zijn voor de vogels, omdat ze de vossen onder de duim kunnen houden. Maar wolven zijn zeldzaam en ik vraag me af: is dat wel de natuur? Misschien waren er ooit veel meer. Ergens liggen vier muskusossenschedels bij elkaar. Het zijn de overblijfselen van een schranspartij van pelsjagers. Langs de hele kust, fjorden incluis, staat om de 25 kilometer een oude fangsthütte, een pelsjagershut. Tot ver in de twintigste eeuw stroopten Deense pelsjagers de kust en de pelzen af. Poolvossen hebben zich weer hersteld, maar wolven en ijsberen zijn er nog altijd weinig.

DELEN