Te water tussen padden

Te water tussen padden

Foto Koos Dijksterhuis
Foto Koos Dijksterhuis

Na een zonnige lentedag wandelen metgezel en ik ’s avonds van zee de duinen in. We stoppen bij een ondiepe plas in een duinvallei. Er staan twee kieviten in vol ornaat aan de waterlijn. Ze poetsen hun volle ornaat. Vier mini-kievitjes dribbelen achter hen langs. Door de kijker zien we dat het bontbekplevieren zijn.

De zon is al onder als we langs een ijskoud duinmeer lopen. Metgezel mag graag vroeger in het jaar dan anderen te water gaan. Eenmaal aan de oever is zij niet te houden en kan ik niet achterblijven. Nou ja, ik kan wel achterblijven, maar dan… enfin, wij erin.

Het water is zo helder, dat je de zandige bodem van het meer ondanks het gedimde licht zeker tot een beenhoogte diep kunt zien. Die bodem blijkt bespikkeld te zijn met kikker-achtige wezens. Vanwege zwarte vlekken op hun rug denk ik aan groene kikkers. Maar ze zijn te mollig en knoestig voor kikkers. Ze hebben korte, gespierde poten. Het zijn padden. Padden op vrijersvoeten.

Het gekke is dat ik maar één pad, hoogstwaarschijnlijk een mannetje, een halfslachtige poging zie doen tot paren. Gek, want paddenmannen zijn berucht om hun lustigheid. Ze verkrachten elke andere pad (m/v) en elk object van pad-achtige omvang. Deze niet. Ze zitten daar maar op de bodem. Pas als ik dichtbij kom, zwemmen ze een paar slagen weg.

Wij waden tot waar het water als een ijsmes de edele delen lijkt af te scheren, plonzen erin, doen voor de vorm wat kikkerslagen en druipen weer af. Op de oever hippen twee witte kwikstaarten, in de nog aarzelende loofbomen zingen fitissen.

We kleden ons aan en lopen door de schemer naar huis.

(Natuurdagboek Trouw maandag 27 april 215)

DELEN
Reacties zijn gesloten.