Canadezen
Canadese ganzen kwamen begin jaren ’50 in Nederland en zagen dat het goed was. Ze kwamen over de Noordzee aangevlogen uit Scandinavie en Engeland, waar ze uitgezet waren of ontsnapt uit parken. Toch moesten ze nog 25 jaar wachten voor ze zich ongebreideld konden voortplanten, want eerst werden ze bejaagd.
In 1987 werd de ganzenjacht gestaakt. Tien jaar later broedden er in Nederland een paar honderd koppels. Nu zijn dat er een paar duizend. Waren ze vijftien jaar geleden een bezienswaardigheid, nu zijn ze overal.
Ze zijn druk doende met hun volgende aantalsuitbreiding. In weilanden en moerassen zie ik paartjes Canadese ganzen, al dan niet met kuikens. Ze zijn groot, hebben donkere nekken met een witte keel- en wangvlek. Ze delen de grazige weiden met grauwe ganzen, die grijs met bruin en wit zijn, met oranje snavels. Grauwe ganzen zijn er nog veel meer. Het samenzijn van grauwe en Canadese ganzen verloopt schijnbaar vredig.
Ik schrik op van het luide getoeter van twee Canadezen die een grauwe gans, met wie ze een grasland deelden, wegjagen. Ze rennen met laag gestrekte halzen achter de grauwe aan, die wegwaggelt. Dan herstelt de rust, de drie ganzen lijken elkaar weer te verdragen. De ene Canadees en de grauwe stappen zelfs broederlijk naast elkaar voort. Of zusterlijk, zo u wilt. Tot de Canadees het welletjes vindt. Hij stort zich op de grauwe, die na een paniekerige aanloop klapwiekend de lucht in vlucht, met de Canadees erachteraan. De grauwe gakt, de Canadese trompettert. De laatste staakt de achtervolging als zijn doelwit het grasland is afgejaagd. Hij keert met een elegante boog terug, landt bij zijn partner en schudt zelfvoldaan zijn veren.
(Natuurdagboek dinsdag 28 april 2015)