Het uiterste noorden is weids en leeg
Als je in Nederland eenzame weidsheid wilt, biedt de waddenkust de grootste kans. Uit de stad Groningen begeef je je over de provinciale weg door A-dorp, Sauwerd, Winsum, Baflo, Rasquert en Warffum naar hetzij Westernieland, hetzij Noordpolderzijl. Noordpolderzijl is de kleinste en noordelijkste zeehaven van Nederlands vasteland. Er is een oud en geliefd café, het Zielhoes. Westernieland heeft een gele kerk. Misschien is het de kerk waar Freek de Jonges vader predikte.
Halverwege beide oorden steekt nog een weggetje kilometers noordwaarts door de suikerbietenakkers. Het kruist een boerenerf, duikt onder diepe plassen door, loopt dood tegen een ferm hekwerk onderaan de dijk en is te smal om te keren. Straks maar achteruit terug. Het vereist kracht om het portier open te duwen tegen de wind. Die komt uit het westen aangeraasd.
De voren in de akkers staan vol water. Over de richels stappen brandganzen. Groepjes zangvogels vliegen op en over. Het zijn veldleeuweriken. Leeuweriken zijn in 30 jaar tijd van een onzer algemeenste tot vrij zeldzame vogels gedegradeerd. Buiten natuurgebieden zijn ze nog in enkele akkerlanden te vinden, vooral in Groningen. Misschien schrokken ze van mij, misschien van de kiekendief die uit de verte komt aanscheren. Drie hazen rennen over de vlakte.
Weids en ledig is het land. Mien Hoogelaand, zong Ede Staal. Achter de dijk is het land nog weidser en lediger en bovendien woest. De vloed wordt tegen de dijk aangestuwd. Kleine stukjes kwelder steken hun kuif uit het water. Ze zien wit van de bergeenden, meeuwen en scholeksters. Die zwermen op als een slechtvalk nadert. De onder woeste wolken glurende zon doet ze oplichten. Een halve regenboog rijst op uit een groep goudplevieren.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 13 jan. 2015)