Een trap vol mussen
Als we het Spreewald verlaten, stappen we rond de middag in Berlijn over op de trein naar Nederland. We hebben ruim de tijd en zoeken bij het enorme, glazen Hauptbahnhof een plekje om onze lunch te smeren. Van Berlijns groene karakter is in de stationsomgeving niets te merken. We strijken neer op de brede trap naast het station. Maar nu wij de stadsnatuur niet kunnen vinden, vindt de stadsnatuur ons. Zodra we ritselen met een zak waarin brood zou kunnen zitten, nemen tientallen, misschien wel honderden mussen de trap in bezit. Wij vormen het epicentrum van de tjilpende vloed. De mussen zijn beducht op vijandigheid. Al gauw blijkt waarom – er zitten meer mensen en de meesten jagen de mussen weg alsof het muggen zijn. Sommigen gooien hun geleegde frisdrankflesjes en bierblikjes naar de gevederde meute, die dan wegsnort, om met een boogje terug te keren. Naast ons, aan de overkant van de trap, zit een stekelhoofdige man in een versleten jas. Hij kijkt boos en haalt een halve liter bier uit een plastic tas. Als de tweede fles bewonderenswaardig snel geleegd is, komt er een fles tevoorschijn met iets wijn-achtigs, het lijkt me Säkt. Ook blijkt de man brood te hebben, dat hij verkruimelt voor de mussen. Hij mompelt er vriendelijke woorden bij, maar blijft boos kijken. Als zich twee bonte kraaien bij het gezelschap voegen, fotografeer ik die. De man loert opzij naar mij. Zodra ik de camera laat zakken, stromt hij brullend op de kraaien af en jaagt ze met zwaaiende armen weg. Ook de mussen vluchten. De man gaat weer zitten. Grimmig kijkend zet hij de Säkt aan zijn lippen.