Met kans op ijsberen, walrussen, walvissen, zeehonden, rendieren, bloemen, vogels, noorderlicht. En elke dag een extra landing om drijfvuil op te ruimen.
OTL15 North-Spitsbergen Cleaning the shores & Polar bear special, 28 augustus – 4 september 2015. Prijs in vierpersoonshut nu geen €2850,- maar €1780,-.
Wilt u graag mee aan boord? Laat u dat dan via het contactformulier van deze website weten. Lees meer over deze reis hier.
Op Spitsbergen zagen we een ijsbeer. Het was meer een vermoeden van een ijsbeer dan een echte ijsbeer. Zo verweg sjokte hij over het ijs, dat ie alleen door een verrekijker te zien was. Een klein ijsbeertje, gelig tegen de witte achtergrond van een gletsjer. Alle Trouwlezers en andere opvarenden waren opgewonden, enfin, u heeft erover kunnen lezen in een mooie column van Rob Schouten, die erbij was. …
Aan boord van de ijsbreker Ortelius heerst geen herkenbare Trouw-stemming, misschien omdat de tientallen lezers van deze krant die meevaren niet de meerderheid vormen. We varen van Nederland naar Spitsbergen via Schotland en een heleboel pakijs. Er zijn opvarenden uit allerlei landen, met uiteenlopende leeftijden, body-mass-indexen, voedselvoorkeuren, jaarinkomens. Het is een vrolijk gezelschap waarin zich algauw subgroepjes vormen. De vogelaars bijvoorbeeld, die door hun telescopen de zee afspeuren naar vreemde vogels. Bij de Shetlands hoopt Stephan op een stormvogeltje, één van zijn schaamsoorten. Een schaamsoort is een vogel die een beetje vogelaar gezien kan hebben, maar niet gezien heeft. Stephans andere schaamsoort is de rosse franjepoot. Dat is ook mijn schaamsoort, al schaam ik me niet voor zoiets. Ik heb ergere dingen om me voor te schamen.
Stormvogeltjes zijn kleine zeevogels die als zwaluwen over de zee fladderen. Stephan tuurt en hoopt. Na een uur haalt hij even iets uit zijn hut. Hij is vijf minuten weg en mist het stormvogeltje dat voor de boeg langs vloog. Stephan gelooft het eerst niet, baalt dan en kijkt verslagen.
Op Spitsbergen landen we op een besneeuwde zandbank. Het is zo koud, dat mijn ogen ervan tranen. Langs de waterlijn waadt een oranjerode vogel. Hij draait om zijn as en trappelt met zijn pootjes mogelijke beestjes uit de bodem. Pik, pik, pik! Wat een schoonheid! Het is een rosse franjepoot! Een vrouwtje. Anders dan bij veel vogels is van rosse franjepoten het vrouwtje kleurrijker dan het mannetje. Ik ben blij, maar niet zo blij als Stephan. ‘Ben je niet ontroerd?’ vraagt hij. ‘Ik wel!’ Hij veegt een traan weg, maar die kan van de kou zijn.
Als we met de lezersreis van Trouw in Spitsbergen zijn, varen we naar de Walvisbaai. Die heet niet zo. Het is niet eens een baai. Het is een zandplaat die van het lange, één bergrug brede eiland Prins Karl-Forland in de sont steekt, de zeeëngte die het Forland van de rest van Spitsbergen scheidt. Op de zandplaat liggen altijd walrussen. Ik ben er eerder geweest, twee jaar geleden. Toen waaide het te hard om aan land te kunnen gaan. De gemotoriseerde rubberbootjes waarmee we van het moederschip Ortelius aan land kunnen gaan, zouden op de golven stuiteren en omslaan. Het zou al een hachelijke manoeuvre geweest zijn om van de aan de reling gehangen wiebeltrap in een rubberbootje te stappen. Van het dek af keken we naar de walrussen die in de verte lagen te luieren. Net zeehonden in de Waddenzee. …