Zwart-witte spoken
Als ik in Haarlem logeer, en ik logeer daar vaak, word ik iedere ochtend rond vijf uur wakker van de meeuwen. Op de Haarlemmer daken ontwaken dan de kleine mantelmeeuwen en die begroeten elkaar met elan. Wat een volume hebben die beesten!
Even later beginnen ook de zilvermeeuwen. Die lachen en kakelen met hun kop in de nek. Zilvermeeuwen zijn luidruchtige geluidskunstenaars, maar kleine mantelmeeuwen overschreeuwen hen. Schreeuwen? Nee, meeuwen schreeuwen niet. Ze krijsen ook niet. Als u iemand “krijsende zeemeeuwen” hoort zeggen, weet u één ding zeker: de bron van deze informatie weet niets van vogels, laat staan van meeuwen. Zeemeeuwen bestaan trouwens niet.
Wat niet wegneemt dat meeuwen mij en andere mensen uit de slaap kunnen houden. Het meeuwenoverleg duurt maar even, waarna duiven en kauwen het woord nemen. De mantelmeeuwen overleggen misschien bij welke kroegen en frituren ze de patatten, hotdogs, broodjes shoarma, döner en kebab zullen opruimen. Ze moeten er vroeg bij zijn, voor de bezemwagentjes de bewijzen van onze beschaving opvegen.
Of de meeuwen elkaar inlichten over voedselbronnen, betwijfel ik. Misschien proberen ze elkaar wel het verkeerde pad op te sturen, om zelf zonder concurrentie de beste vuilniszakken in en open te kunnen pikken. Dat zal niet snel lukken, want met hun extreem scherpe ogen houden de meeuwen elkaar en andere landschuimers in de gaten. Als ik broodkruimels, kaaskorstjes of rijstkorrels op het platje strooi, storten zich er negen kauwtjes, drie eksters en een houtduif op, op de staart gevolgd door één, twee, veel meeuwen. Als zwart-witte spoken scheren de mantels langs het raam.
Als de meeuwen op stap zijn, dommel ik weer in. Gelukkig begint de dageraad elke dag iets later…
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 8 juli 2016)