Zoute spinazie aan zee
Hij is laat, maar welke plantensoort houdt zich nog aan klimaatafspraken? Op de zeedijk, niet ver boven de vloedlijn, staat of liever: kruipt een taai plantje. Droge, uitgebloeide bloempjes op houtige stengels met leerachtige blaadjes: het is een gewone zoutmelde.
Veel planten hebben een naam die met ‘gewone’ begint. ‘Ongewone’ of ‘bijzondere’ planten zijn er niet. Terwijl: het is maar wat je gewoon noemt. Rond de plek waar deze zoutmelde staat, staan geen andere planten. Er zijn maar weinig planten die de soep zo zout eten als zoutmelde, en die staan dan op de kwelder, op het strand of in het slijk. Maar tot diep in de herfst fris en fruitig tussen de stenen van de zeedijk staan, blootgesteld aan soms zeer hoge en soms lage temperaturen, gegeseld door regen, wind en vooral zee? Dat kunnen er maar weinig.
Gewone zoutmelde is lid van de familie der amaranten en daarmee verwant aan spiesmelde en allerlei andere meldes en aan melganzevoet – akkeronkruiden die in de landbouw met vergif bestreden worden, terwijl ze net zo eetbaar en smakelijk zijn als spinazie, eveneens lid van deze plantenfamilie. Tot de familieleden horen ook quinoa en vele soorten bieten, waaronder de suikerbiet. Kennelijk hebben die planten wat met smaakmakers.
Suikers zijn handige ingrediënten voor planten. Niet zozeer omdat het ze eetbaar maakt, maar vooral omdat suikers als antivries werken en planten beschermen tegen nachtvorst. En suikers verhogen het vermogen om water op te zuigen, en tegelijk het zout buiten de deur te houden. Dat kostbare water wordt goed bewaard in de dikke vetblaadjes. Het zeezout dat toch binnenkomt wordt opgeslagen in een soort zakjes waar het geen kwaad kan.
Gewone zoutmelde smaakt naar postelein. Tijdens het koken hoef je geen zout toe te voegen. Zoutmelde zou langs de kust een handig gewas kunnen zijn – het zou het gepomp en gebuffer met schaars zoet water overbodig maken.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 19 november ’19)