Zielige tuinvogels
De dorstige roodborstjes van vrijdag wekten medeleven. Misschien had u ze te drinken moeten geven, suggereert iemand die zich Garnaaltje noemt. Ik had een flesje water bij me, maar geen drinkbakjes om her en der met water gevuld in het land achter te laten. Ze zouden trouwens meteen bevroren zijn.
Garnaaltje maakt zich ook zorgen om de zangvogels in Amsterdam. ‘Ze hebben geen voer. Ik heb vetbollen opgehangen, maar ze weigeren ze totaal, ik denk dat er iets verkeerd in zit.’Dat hoor ik elke winter, maar deze winter vaker. Vogels versmaden de vetbol, alleen het beste zaad vindt aftrek.
We gaan ervan uit dat tuinvogels zielig zijn, honger hebben, hulp behoeven. Dat ze misschien genoeg voedsel hebben, komt niet in ons op. Het was een zachte winter, er waren onkruidzaadjes, insecten, knoppen. Vogels hadden de vetbol minder nodig.
Er is nog een reden. Ik zie hele rijen eengezinswoningen met betegelde tuinen. Wel hangen in die tuinen vetbollen. We ontnemen tuinvogels hun leefgebied, maar helpen individuele vogels met lekkere hapjes. Want individuele dieren vinden we zielig. En dus hangen we allemaal vetbollen op voor dezelfde paar vogels. En dat doen we met zorg!
Als het vriest zetten we water neer, maar we verbieden vogels daarin te badderen. Want dan bevriezen ze, denken we. En eenden dan? Vogels hebben met was ingevette veren, waterafstotend. Ooit een gebadderde vogel in een ijsklomp zien veranderen?
Op televisie maande een adviseur dat we merels appel moeten geven, maar niet ‘voorgesneden’, want partjes bevriezen en dan slikken merels te grote brokken in. Vogels lijken wel ontoerekeningsvatbare patiënten.
Als ik vogelzaad aanvul, hipt een roodborstje om me heen. Vlakbij en onbevreesd.