Wolverlei of valkruid
Plantenkenner Fred Bos weet een plek die oranjegeel ziet van de wolverlei. Dat is een prachtige plant, verwant aan de goudsbloem, maar dan wat groter, wat steviger en wat (goud)geler. De groeiplaats is een kleine heide op voedselarme grond.
Wolverlei vind ik een van de mooiste plantennamen. Gek genoeg staat juist deze soort bekend onder zijn wetenschappelijke naam: Arnica. Iedereen met belangstelling voor geneeskrachtige planten schrikt nu wakker. Daarom verklap ik de groeiplaats niet. Wolverlei is zo geliefd bij natuurgenezers, dat het risico me te groot is, dat de planten na bekendmaking plotseling verdwenen zijn. Het zou de eerste keer niet zijn.
Wolverlei wordt onder meer gebruikt tegen kneuzingen. Die kun je krijgen als je door de hei loopt en over een pol pijpestrootje struikelt. Het prozaïscher maar wel zo duidelijke synoniem van wolverlei is valkruid.
Wolverlei kwam voor de ontginning van heidevelden algemeen voor in Oost-Nederland. De gestage stikstofregen die uit de aangrenzende veeteeltgebieden de laatste heideveldjes binnenwaait deed de rest. Nu is wolverlei zeldzaam. De plant houdt ook niet van hete, droge zomers. Daarom gaat het na de koele, natte meimaand wat beter dan de afgelopen jaren.
Als een heideveldje met wolverlei ofwel valkruid grenst aan een voedsel- en kalkarm, wat veniger en vochtiger hei, of een kalkarm maar vochtig blauwgrasland met zeldzame zeggen, is er kans dat daar beenbreek staat. Dat is een eveneens schaars geworden, gele bloem. Waar beenbreek groeide brak of kneusde grazend vee weleens een poot. Beenbreek kreeg de schuld, maar de poten braken door het struikelen over pollen, het wegzakken in modder en vooral het kalkarme dieet dat broze botten veroorzaakte. Beenbreek is een aanwijzing voor een kalkarme bodem waar je je vee beter niet kunt laten grazen. Mocht er toch een poot gekneusd worden, kun je altijd op zoek gaan naar valkruid.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 15 juli ’21)