Witte kluiven in het strooisel
In de rode avondzon worden ze nog mooier dan ze al waren: witte kluifzwammen. Kluifzwammen of kluifjeszwammen zijn één van de paddestoelenfamilies die ik het leukst vind. Er zijn in Nederland zeventien soorten kluifzwammen, waaronder heel zeldzame, maar de witte kluifzwam is vrij algemeen. Dat ze midden in de winter nog in vol ornaat te bewonderen zijn, is ongebruikelijk.
Ze hebben een wonderlijk uiterlijk, hun hoed zit of staat als een verzameling kwabben op de diep gegroefde steel. Ze lijken op van die pezige hondenkluiven, vandaar hun naam.
Je ziet ze zomaar over het hoofd, zoals veel paddestoelen. Witte kluifzwammen kunnen vijftien centimeter hoog worden, maar zijn meestal kleiner. Ze staan in het strooisel van afgevallen bladeren of naalden, en steken daar niet ver bovenuit. Meestal valt mij één kluifzwam op, en dan staan er vrijwel altijd meer. Een paddestoel is zelden alleen.
Een paddestoel is een vreemd wezen, met een dradig lichaam dat zich door de bodem of de strooisellaag, door dood blad of hout slingert. Dat nauwelijks zichtbare lichaam heet de zamvlok en kan kilometers draad bevatten. Hier en daar groeit er een vruchtlichaam uit dat sporen vormt. Dat is de paddestoel.
Bij kluifzwammen is de paddestoel een samenklontering van vele zwamvlokdraden. Op de hoed wordt de spore-dragende vruchtlaag als het ware binnenstebuiten geduwd, zodat de sporen vrij komen te liggen. Daarom zien de hoeden er zo grillig uit. Morieljes hebben dat ook, met hun gegroefde doolhofhoeden. Morieljes staan bekend als lekkernij. Witte kluifzwammen schijnen ook eetbaar te zijn, maar ik heb er nooit aan gekloven. Ik zie ze liever in de avondzon dan in de pan.
(Natuurdagboek Trouw 30 jan. 2014)