Witje met gemarmerde vleugels

Tjonge, wat gaat alles snel na een lentedag en een regennacht. Je ziet lijsterbes, kastanje, meidoorn en wilg vergroenen. Andere bomen bloesemen, zoals de sleedoorn, een wilde pruim met wrange vruchten. Paardebloemen bloeien, paarse dovenetels, hondsdraf. Padden paren, kikkers kwaken, vogels zingen en vlinders fladderen. Op mijn stukje vorige week over het klein koolwitje reageerde Pierre met waarnemingen van gehakkelde aurelia’s. Pierre woont in Rotterdam en is één van de trouwste reageerders op de webversie van het natuurdagboek. Net als hij houdt Jeanette Essink het natuurdagboek en vooral de natuur goed in de gaten. Zij zag een klein geaderd witje op sleedoornbloesem en zag kleine geaderde witjes paren. Bovendien meldde ze al een oranjetipje, een dag na de eerste pinksterbloem. Ook zag ze een voorjaarsuiltje, honderden zandbijen, een doodgraver en drie oranje aaskevers. De doodgraver is ook een aaskever. De torren kwamen af op een dode buizerd die Jeanette had gevonden. Over al die soorten is wel iets te melden, de lente is zelfs in een dagelijkse rubriek niet bij te benen. Het klein geaderd witje is een witje met iets gelere vleugels met een wat ander patroon. Maar vooral de ondervleugels zijn karakteristiek. Als de vlinder zijn vleugels opklapt, lijken die wel gemarmerd, alsof de aders met een minispuitbus zijn bespoten. Dat effect is vooral in de lente duidelijk te zien, zoals op de foto. De sleedoorn waar hij op zit bloeit prachtig wit. De blaadjes verschijnen iets later pas. Meidoorn doet dat andersom. De bosranden en doornenhagen met mei- zowel als sleedoorn kleuren nu sneeuwwit afgewisseld met frisgroen, wat er altijd bijzonder lenteachtig uitziet.