Wit konijn
Bij ons huisje op Schiermonnikoog verscheen afgelopen zomer een konijnengezin. Eén van de ouderkonijnen was een wild konijn, grijsbruin met een oranjebruin nekje. De andere ouder was wit met zwarte vlekjes. Dat konijn zag ik drie jaar geleden voor het eerst. Het was vast een ontsnapt huisdier. Zonder schutkleur en ervaring leek het me kansloos. Het zou wel door een buizerd of verwilderde kat gepakt worden, maar dat gebeurde niet. Het konijn wist zich in leven te houden en nu had het zowaar kleintjes. Ik telde vijf witte babykonijntjes, twee bruine en één zwart. Ze leefden onder een dichte rozenhaag, waarvandaan ze het grasveld op- en afgraasden. Eén wit babykonijntje waagde zich het verst van zijn familie en durfde om ons huisje heen te hippen.
Vijf weken later zijn er nog twee jonge konijntjes. De zwarte opereert met zijn grijsbruine moeder of vader nog steeds vanuit de haag. En een wit konijntje met zwarte oogkassen leeft nu achter ons huisje, helemaal alleen. Hoewel, hij neust ’s avonds even met de egel die steevast na zonsondergang langs hobbelt. Het jonge konijntje is groter geworden, maar nog niet volwassen. Hij is broodmager. We geven hem een wortel en een broodkorst.
Babykonijntjes worden een maand gezoogd. We hadden een keer een hol onder het huisje. Dat hol was in recordtijd door het moederkonijn gegraven. Overdag viel het niet op, het was met zand afgesloten, maar ’s avonds groef het moerkonijn het open. Het zoogde dan waarschijnlijk haar jongen, die ze verder alleen liet. Per dag vijf minuten zogen is kennelijk voldoende om acht konijntjes te voeden.
Hopelijk leeft het jonge, witte konijntje nog lang en gelukkig.
(Natuurdagboek Trouw 29 aug. 2013)