Winterse vogels

Winterse vogels

Grote zaagbek, wijfje + woerd. Foto Jeanette Essink
Grote zaagbek, wijfje + woerd.
Foto Jeanette Essink

Even leek het lente te worden. Maar maart roert zich, zoals gebruikelijk. Op een wandeling door de Waterleidingduinen blijkt dat de wind snijdt. En de vogels die zich vertonen zijn winterklanten pur sang. Veel watervogels natuurlijk, vanwege al dat drinkwater dat kraakhelder door de kanalen stroomt. Brilduikers en grote zaagbekken zijn noorderlingen die zometeen weer naar de taiga vertrekken. Maar nu duiken ze nog in het duinleidingwater.

De zaagbekwoerd is vaalwit met donkergroen, bijna zwart, en een rode snavel. Hij dobbert en duikt rond met twee wijfjes, die grijs met bruin zijn. Zaagbekken hebben een gekartelde snavel waarmee ze handig gladde visjes kunnen pakken en vasthouden. Ze zwemmen onder water achter die visjes aan, net als futen. Futen zijn er niet veel, wel dodaarsjes, minifuutjes. Die broeden hier, in tegenstelling tot de brilduikers. De brilduikerwoerd is gitzwart met sneeuwwit. Hij heeft een witte wangvlek, die misschien ooit iemand aan een bril deed denken. Vrouwtje brilduikster is donkerbruin. Wintertalingen peddelen ook rond, kleine eendjes uit het noordoosten, die mondjesmaat in Nederland broeden. Ze hebben gele driehoekjes aan hun kont. Er zijn kuifeenden, tafeleenden en wilde eenden. En meerkoeten. En in de verte een groepje van zes kleine zwanen. Die trekken straks ook weer naar hun Siberische broedgebieden, via de Baltische kust. Ze eten graag fonteinkruid.

Ook veel landvogels (land? Zijn vogels niet vrijwel allemaal luchtvogels?) zijn winterse typen. Een klapekster maakt korte jachtvluchten uit een boomtop. Hij zoekt muizen. Klapeksters komen alleen ’s winters in Nederland. De witte buizerd die met ons meevliegt, is waarschijnlijk ook een overwinteraar, uit Scandinavië. De donkere buizerd die boven het dennenbos cirkelt, zal hier juist wel broeden.

(Natuurdagboek Trouw 12 maart 2013)

DELEN
Reacties zijn gesloten.