Winterhard maar fluweelzacht
Veel paddenstoelen zijn er niet in de winter, al vind ik hun verrotte resten en soms de lege, zwarte geworden hulzen van parelstuifzwammen. Maar sommige soorten keren tijdens vorstvrije, regenachtige dagen terug, zoals judasoren en fopzwammen, of houden stug vol, zoals berkenzwammen en trilzwammen. En natuurlijk zijn er de winterharde, vorstbestendige fluweelpootjes. Die kom ik tegen als ik door de regen boodschappen heb gedaan.
Hun naam klinkt lieflijker dan hun winterse gehardheid zou doen vermoeden. Die hebben ze te danken aan hun fluweelzacht behaarde stelen. Daarop dragen ze hun oranjebruine hoeden die glanzen alsof ze met honing besmeerd zijn.
Fluweelpootjes groeien in groepjes op dood loofhout. Dat dood loofhout soms als een paaltje in gebruik is, zoals de groeiplaats die ik aantref, zal de zwammen worst wezen. Ze verteren dat hout langzaam met hun mycelium, hun ragfijne wortelstelsel dat in het hout groeit.
Er worden soms nieuwe soorten fluweelpootjes ontdekt, die voorheen als dezelfde soort werden beschouwd. De stand is momenteel een stuk of vier, vijf soorten, waarvan er twee in de winter algemeen zijn: gewoon fluweelpootje en langsporig fluweelpootje. Paddenstoelenkenners herkennen gelijkende soorten aan de vorm van hun sporen en als ze maar genoeg sporen onder de microscoop leggen, kan het gebeuren dat ze paddenstoelen vinden met iets andere sporen. En dat worden dan nieuwe soorten, hoewel ze met het blote oog niet te onderscheiden zijn. Sporen zijn de zaadjes van zwammen. Ze hangen aan de lamellen onder de hoed. De sporen van het langsporig fluweelpootje zijn een tikkeltje langer dan die van het gewoon fluweelpootje.
Beide soorten fluweelpootjes zijn eetbaar, maar er zijn ook minder eetbare. Ik heb al boodschappen gedaan, inclusief champignons, en besluit de fluweelpootjes te laten zitten. Dan kan een andere boodschappende liefhebber ernaar kijken, terwijl hij door de regen voort sjokt.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 23 jan. 2018)