Wimpelstaart

Wandelend in de Andalusische bergen blijkt de zon ’s morgens verrassend snel aan kracht te winnen, wat vooral bergopwaarts voelbaar is. We snakken algauw naar de schaduw van steen- of kurkeiken. De winterregens zijn nog maar net achter de rug en veel bloemen bloeien nog, maar de grond ziet er hard en droog uit en de bergbeekjes zijn opgedroogd of gekrompen tot iele stroompjes en stilstaande poelen.
Geen wonder dat we weinig libellen zien. Libellen leggen hun eitjes in water, waar ze als larve een hele tijd leven voor ze nog even libel worden. Wel zien we diverse netvleugeligen die op libellen lijken maar het niet zijn: wimpelstaarten. Wimpelstaarten leven op droog terrein. Hun larven leven niet onder water maar onder de grond, waar ze even meedogenloos op andere ongewervelden jagen als libellenlarven onder water. De wimpelstaart die we tegenkomen is Nemoptera bipennis, die fladdert als een in feestjurken gehulde jonkvrouw. De op een waterjuffer lijkende niet-juffer neemt steevast plaats op een bloem, om daar op te gaan in de geneugten van nectar. Met een beetje geduld en zonder onverwachte bewegingen, en zonder plotseling een schaduw over haar te werpen, laat zo’n schoonheid zich goed fotograferen.
Behalve wimpelstaarten zien we in een zondoorstoofde vallei tientallen vlinderhaften, ook al netvleugeligen, die aan een kruising tussen libellen en vlinders doen denken. Tenslotte neemt af en toe een kameelhalsvlieg op ons plaats, alweer een netvleugelige familie die niets met vliegen gemeen heeft, behalve dat het ook vliegende insecten zijn.
Netvleugelen hebben doorzichtige, sterk dooraderde vleugels, net als libellen. As ze zitten, houden ze die vleugels alleen niet gespreid, maar vouwen ze die dakpansgewijs boven of achter zich. De twee lange, als wimpels mee wapperende achtervleugels geven wimpelstaarten hun naam. Ze hadden dus beter wimpelvleugels kunnen heten.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 14 juni ’19)