Wilgenvrouwen en –mannen
Nederland is wilgenland. Wilgen houden van vocht en kunnen tegen natte voeten. Ze laten zich gemakkelijk stekken, groeien snel en overal, wat ze een voorsprong geeft op andere bomen in een dichtbevolkt land als het onze, dat vaak opgeruimd wordt en zijn hoeveelheid asfalt onstuitbaar uitbreidt.
Dat alleen al is reden voor een jaarlijks stukje over wilgen. Maar er is een dringender reden. De katjes. Wilgenkatjes zijn niet alleen een lentebode, ze zijn simpelweg heel mooi.
De zon heeft onze wilgen afgelopen dagen in bloei gezet. Boswilgen zijn er vaak het eerste bij, maar de treurwilg achter mijn huis begint ook al. Eerst kwamen er fluwelen katjes van zilver, nu barsten de stampers en de meeldraden los. Veel bloemen hebben een stamper met daaromheen een kringetje van meeldraden. Wilgenkatjes niet. Wilgenkatjes hebben of stampers, of meeldraden. Sterker nog de ene wilg laat uitsluitend katjes bloeien met stampers, de andere met meeldraden. Dat zijn vrouwelijke en mannelijke katjes aan wilgenvrouwen en wilgenmannen. Tweehuizig, zo heet die scheiding der seksen in botanische kringen.
De vrouwelijke katjes zien er compacter uit dan de mannelijke. De mannen bloeien uitbundiger en geler. Veel vroege bloemen zijn geel, en veel vroege insecten houden van geel. Stuifmeel is geel. Wilgenkatjes zijn een geliefde hangplek voor bijen, hommels en vliegen. Na de bevruchting worden de zaadjes gevormd, die aan een pluizig valscherm weg zweven. Op open terrein kunnen de zaadjes ontkiemen, vooral als het er vochtig is. Vandaar dat nieuwe natuurgebieden, die altijd modderig zijn, ook altijd binnen de kortste keren in een wilgenbos veranderen. Waar boswachters dan weer de onvermijdelijke grote grazers in gaan houden.