
De paddestoelen zijn er vroeg bij, dit jaar. Dankzij de zomerregens waren er in juli al veel zwammen. Russula’s, parasolzwammen, eekhoorntjesbrood en andere boleten stonden met brede hoed onder de loofbomen waarmee ze voedingszouten en water ruilen tegen suikers. In Oost-Duitsland, waar ik door het bos wandelde, zochten veel lieden met een mandje aan de arm naar eetbare paddestoelen.
In bermen langs bomenlanen, in het gras van bospaden vond ik veel rode boleten, altijd in de buurt van eiken of beuken. Prachtige paddestoelen zijn dat. Sommige zijn donkerrood, bordeaux bijna, andere zijn lichtrood met een witte rand. Ze schijnen eetbaar te zijn. Ik wilde zekerheid en vroeg kenners op waarneming.nl of het inderdaad rode boleten waren. Er bestaan ook wijnrode boleten die nog sprekender op rode boleten lijken dan hun naam al doet vermoeden. Ik kreeg dan ook de raad de paddestoelen door te snijden. Als ik door een loep oranje puntjes in de steel ontdekte, waren het rode boleten.
Paddestoelenkenners plukken een zwam vaak, ruiken en proeven eraan, snijden en knijpen erin. De zwam is een vrucht, het is ook niet verkeerd om een appel te plukken. Toch doe ik dat zelf niet graag. Zo’n prachtige boleet met rode hoed en gele onderkant, ik kan het niet over mijn hart krijgen. Die onderkant ziet er sponzig uit, met poriën, geen plaatjes. Als je die poriën knijpt, kneust of verwondt, kunnen ze rode of blauwe plekken krijgen.
Rode boleten zijn te vinden tot november, maar als oktober zonnig en koud is en er een schrale oostenwind waait, haken ze eerder af. Wat voor veel zwammen geldt. Paddestoelen voelen nou eenmaal graag nattigheid.