Wieren, diertjes en schelpen tellen

’s Avonds verzamelen vijf leden van de Strandwerkgroep Neeltje Jans zich op dat vroegere werkeiland in de Oosterschelde, voor de tweemaandelijkse inventarisatie van achthonderd meter strand. Her en der langs de kust speuren zulke vrijwilligersgroepjes elke twee weken de hoog- en laagwaterlijn af. Dit Strandaanspoelsel Monitoring Project vormt de basis voor een nieuwe atlas van het zeeleven langs de Nederlandse kust.
Van wieren tot schelpen worden aangespoelde wezens genoteerd. Het is geen doen alle kokkels, Amerikaanse zwaardschedes en plukjes zeesla te tellen. Het gaat ook niet om precieze aantallen, het gaat om het vaststellen van aanwezigheid, en van trends: of soorten in de loop van jaren voor- of achteruitgaan. We vinden twee kapotte purperslakken, minder dan tien, dus achter purperslak wordt ‘A1’ ingevuld, onder het kopje ‘lege schelpen en fragmenten’. Van halfgeknotte strandschelpen liggen er honderden: categorie A3, maar dubbele exemplaren liggen er een stuk minder van: A2.
De zon zinkt tussen goudomrande wolken door naar de horizon. Op de voorgrond glinstert een priel waardoor een binnenzeetje naar de Noordzee sijpelt. Katie van der Wende uit Ouddorp raapt iets op: ‘Kijk, een onverwacht mosdiertje.’ Het lijkt een plukje mos, maar het is een kolonie van piepkleine zeediertjes. Hoezo onverwacht? ‘Dat zie je omdat zo’n plukje naar alle kanten openvalt’, vertelt ze. Maar had ze dat niet verwacht? ‘Oh jawel, het is een algemene soort, maar hij heet onverwacht mosdiertje, omdat dat de vertaling is van zijn Latijnse naam inopinata.’
Onverwachte mosdiertjes komen uit de noordelijke Stille Oceaan en liften op scheepsrompen mee de wereld over. Ze verspreiden zich gretig en verdringen andere mosdiertjes. In 1985 doken ze op in Venetië en het was te verwachten dat ze ook Nederland zouden annexeren. In 2000 is de soort voor het eerst bij ons gevonden, en wel in Zeeland.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 14 augustus ’20)