‘Wat is het hier stil hè?’
Ik loop soms een drie kilometer lange bosrand af, die vol bessen zit: lijsterbes, meidoorn, vlier, rode kornoelje, vogelkers en nog sleedoornpruimen en rozenbottels ook. In de herfst en winter wemelde het daar vaak van de koperwieken en merels, en soms ook van de vinken en groenlingen, maar nu niet.
Vorig jaar bleef het er de hele winter een saaie boel wat vogels betreft. Maar dat kwam misschien doordat het ook qua bessen een saaie boel was. Dat zal wel het gevolg geweest zijn van de droogte. Al is behalve water ook zon een stimulans voor de bessen. En bestuiving natuurlijk, vooral door insecten.
Dit jaar zijn er weer veel bessen.
Als ik iemand meeneem op zo’n wandeling, vindt men het er prachtig. Paarden in de wei, sloten die glinsterend in de verte verdwijnen, woeste wolkenluchten, een oranje namiddagzon. En natuurlijk de in die zon rood opvlammende bessen. Dat de honderden merels, koperwieken, kramsvogels, vinken en groenlingen van weleer er niet meer zijn, valt niemand op. ‘Wat is het hier stil hè?’ verzucht men tevreden.
Je kunt maar beter niet te veel weten. De helft van ons land, ooit woonplaats van weide- en akkervogels, is al stil en leeg. Dat valt bijna niemand op; je ziet niet wat er niet is. Wat niet weet dat niet deert. Dat het geel-rood-blauw-wit bebloemde cultuurland is vervangen door eentonig groen deert niemand. Groene wei onder blauwe lucht – mooi toch? Op facebook zie ik zelfs (veel!) foto’s met een mozaïek van groene en oranje velden. Steevast reageren vrienden met likes, oohs en aahs. Prachtig hoor, die met glyfosaat vergiftigde stoppelvelden – nog even oranjegeel voor de stoppel met gif en al ondergeploegd wordt. Mondriaan in het land.
De bosrand grenst gelukkig aan biologisch beboerd land. De bessen kleuren prachtig rood tegen de blauwe lucht. Waar blijven de vogels? Ik weet het niet. Gelukkig maar, je kunt maar beter niet te veel weten.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 20 oktober ’21)