Warmtewants
Een van de terugkerende thema’s in de lezerspost die ik ontvang is een insect waarvan mensen de naam willen weten. Het betreft een wants die ’s winters op verwarmde plaatsen afkomt, woonhuizen bijvoorbeeld, en die de weg naar binnen gemakkelijk vindt omdat hij infraroodstraling kan zien. Hij ziet de warmte.
Het betreft de bladpootrandwants, vaak per ongeluk bladpootwants of bladrandwants genoemd, die in wetenschapslatijn als Leptoglossus occidentalis door het leven gaat. Occidentalis betekent westers en de wants komt inderdaad uit het wilde westen. Het is een immigrant uit Amerika, die zo’n tien jaar geleden Europa heeft gekoloniseerd.
De bladpootrandwants heeft een lijf van twee centimeter, twee fors geschapen voelsprieten en zes poten, waarvan de twee achterste het grootst zijn en een beetje op flappende cowboybroekspijpen lijken. Bladpootrandwantsen leven van jonge dennenappels en sparrenkegels, waaruit ze sapjes zuigen met hun steeksnuit. Met die snuit zouden ze, als u ze knijpt, kunnen proberen u een steekje toe te dienen, al zal het hen moeite kosten door uw vingerhuid heen te boren. Ik heb nog nooit iemand gehoord die door een bladpootrandwants is gestoken en ontsprong zelf ook die dans, al heb ik meerdere bladpootrandwantsen op mijn hand gehad. Liever dan door te steken verdedigen ze zich door een wind te laten. Zoals bunzings, ringslangen en stinkdieren ook doen.
Het zijn mooie wantsen, met hun taille, hun oranjerode voelsprieten en zwartbruin-geelwit gevlekte rand. Gedurende het jaar planten ze zich voort en de meeste bladpootrandwantsen zijn er in de herfst. Als de herfst plaats maakt voor sneeuw en kou, trekken ze massaal op naar de warmte en kunnen ze in huis belanden. Laat ze dan op uw hand of op een kartonnetje kruipen en zet ze in de schuur of in de garage of in de bosjes – zolang u ze maar niet doodmaakt.
(Natuurdagboek Trouw maandag 18 dec. 2017)