Wadlopen over de dam naar Ameland
Als puber wadliep ik met mijn vader naar Ameland. Een eindje ten oosten van Holwerd, in de buurt van Visbuurt, staken wij van wal. We ploeterden noordwaarts richting het Oerd, de oostpunt van Ameland, en sloegen vlakbij de eilander kwelder linksaf, om wat minder oostelijk het eiland te betreden.
De wadlooproute naar een Waddeneiland is niet dezelfde als de route van de veerboot. Een veerboot neemt de natste route, via geulen die zelfs met eb diep genoeg zijn om te bevaren. Een wadloper neemt de droogste route, via het wantij. Precies op de plek waar jonkheer Teding van Berkhout 150 jaar geleden een dam liet bouwen. Mijn vader vertelde me al wadlopend dat restjes van die dam op luchtfoto’s nog te zien zouden zijn. De jonkheer voerde vijftien jaar strijd voor zijn meesterstuk. Onlangs verscheen daar het mooie boek Waddenwolf over, door Corine Nijenhuis (uitg. Brandt, 22,50).
Als de Noordzeespiegel rijst, kolkt het water door de zeegaten ten westen en oosten Ameland de Waddenzee in. De vloedgolf verspreidt zich via een waaier van slinkende geulen over het wad. Op het hoogste deel van het wad ontmoeten beide vloedstromen elkaar. Die strook wad heet het wantij. De stroom is dan in snelheid getemperd en komt bij hoogtij helemaal tot rust. De meegesleurde slibdeeltjes dwarrelen naar de bodem en het water begint traag aan zijn terugtocht.
Maar bij storm blijft de zee ook op het wantij woest, zoals de jonkheer merkte, toen zijn dam van rijshout en basaltblokken doorbrak. Zijn bedoeling was de natuur het meeste werk te laten doen, door aanslibbing. Maar daarvoor waren hulpdijkjes nodig, waarvoor hij geen financiering vond. Gelukkig maar, anders was Ameland nu geen eiland meer. Zelf raakte de jonkheer zo verknocht aan het eiland, de plaatselijke waardin en het wad, dat hij zelfs rouwrandjes van slib onder zijn adellijke nagels verzamelde, een schande voor een heer van stand.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 1 oktober ’20)