Vurig opdondertje
In de tuin trekt een kleine vogel mijn aandacht: een goudhaantje, ja, zelfs een vuurgoudhaantje. Vuurgoudhaantjes zijn de op een na kleinste vogels van Europa, alleen goudhaantjes zijn nóg kleiner. Vuurgoudhaantjes wegen een gram of vijf, zes en zijn slechts negen centimeter lang.
Beide soorten broeden in naaldbossen, vuurgoudhaantjes ook in gemengde bossen. De laatste schijnen vooral de bovenkanten van takken en bladeren af te schuimen op insecten en spinnen, goudhaantjes meer de onderkanten. Vuurgoudhaantjes kunnen iets grotere prooien aan dan goudhaantjes. Goudhaantjes zijn veel talrijker in Nederland dan vuurgoudhaantjes. Als Scandinavië vroeg met sneeuw en ijs te maken krijgt, kunnen goudhaantjes massaal zuidwaarts trekken. Vuurgoudhaantjes hebben geen last van Scandinavische winters; die broeden zuidelijker.
Beide soorten zijn olijfgroen. Het goudhaantje heeft een gele kruin, met een rouwrandje. Het vuurgoudhaantje heeft een eveneens zwart omrande, maar oranjegele kruin, donkere oogstreepjes en vooral duidelijke, witte wenkbrauwen. Het vuurgoudhaantje heeft bovendien gelere schouders
Het vuurgoudhaantje in de tuin zit geen moment stil. Hij laat zich van al zijn kanten zien. Zijn kruin lijkt nu eens geel, dan weer oranje. Zijn schouders zijn oranjegeel. Het beestje hipt uit de klimop naar de havikskruid tussen de tegels. Daarvandaan wordt fladderend het raam benaderd, misschien om het eigen spiegelbeeld te verjagen. Langs de uitbloeide stokroos gaat het naar de schutting en de boom in. Via de appelboom keert hij weer terug naar de klimop.
In de nog groene bomen is het een drukte van belang. De vuurgoudhaan mengt zich tussen kool- en pimpelmezen. Een merel, een huismus en een roodborstje komen buurten. Als ie maar niet weggejaagd wordt door al die zware jongens. Maar nee, het opdondertje jaagt pimpel- en zelfs koolmezen weg, toch de vaste bewoners van de tuin.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 26 oktober ’22)