Vrolijk van ossentong

Al is de wind guur en de lucht fris, de zon is warm en het voorjaar in volle gang. Wilgen en berken botten uit, prunussen bloesemen, judaspenningen, pinksterbloemen en ossentongen bloeien al, fitissen zingen, futen baltsen, zwaluwen arriveren en zwanen zitten op hun nesten. Lente!
Ossentong is een vrij hoge plant met fraaie, blauwe of paarse bloemen. Ik heb de indruk dat ossentongen steeds algemener worden. Ik zie ze in parken, bossen, duinen en tuinen. Dat moeten dan wel wilde of woeste tuinen zijn. Ossentong houdt wel van begroeiing en weet zich tussen buurplanten goed te handhaven. Het is een ruigteplant en ook een ruige plant, met ruw behaarde bladeren. Naar de vorm van die bladeren zal de plant wel genoemd zijn, al staat ossentong voor zover ik weet niet bekend om zijn beharing. Ik zie ook niet in waarom dat blad meer op een ossentong dan op een stieren- of koeientong zou lijken, maar de naam zal wel stammen uit de tijd dat er ossen voor de ploeg en de wagen liepen en men veel met ossen in aanraking kwam. Tegenwoordig moet je naar Verweggistan om ossen te zien.
Ossentong doet het op kalkrijke maar ook wel kalkarme, zandige en kleiige, voedselrijke maar ook wel voedselarmee bodem, het liefst op een droge en zonnige plek. Een stenige bodem wordt op prijs gesteld en af en toe wat geschoffel, gegraaf of gerommel vindt de plant ook alleszins acceptabel. Braaklandjes, de randen van industrieterreinen, spoorwegemplacementen zijn allemaal kanshebbers.
Ossentong lijkt me een ideale plant voor in de tuin, en niet alleen omdat ie zo mooi en gemakkelijk is, maar ook omdat het een van de rijkste nectarplanten is. Goed voor bijen en dagvlinders, en voor nachtvlinders die hun eitjes erop afzetten. Als je het zelf consumeert, word je er naar verluidt vrolijk van, bij het hysterische af. Het enige nadeel is zijn voorkeur voor zon, want ik heb een nogal lommerrijke tuin.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 9 april ’19)