Vroeg nachtvlindertje

In februari nemen kleine voorjaarsspanners plaats op het vensterraam. In maart wordt hun positie overgenomen door kleine voorjaarsuilen, maar nu zitten kleine voorjaarsspanners op de eerste rang. De eerste vliegen meestal begin januari al rond, ik vermoed dat ze er op de laatste, zo lente-achtige nieuwjaarsdag ook al wel waren. Toen namen ze het stokje over van de kleine wintervlinders. De vrieskou heeft ze vervolgens weer even verjaagd, maar nu verschijnen ze alsnog.
Op de zandgronden zijn kleine voorjaarsspanners algemeen, dus ruwweg de zuidoostelijke helft van Nederland plus de duinen.
Kleine voorjaarsspanners kunnen met vele om het buitenlicht, tegen het vensterraam of rond de koplampen zwermen. Hoeveel er ook fladderen, het zijn alleen maar mannetjes. Tenzij er mannetjes fladderen die zo gelukkig zijn dat ze een vrouwtje aan de haak sloegen. Bij al die winterse nachtvlinders ontbreekt het de vrouwtjes aan vleugels. Ziet een gevleugelde vlinder er vriendelijk uit, denk de vleugels weg en er blijft een angstwekkende creep over. Die vrouwtjes hoeven niet te vliegen. Ze hoeven alleen maar als muurbloempje op een boom te smachten, tot er een vent komt. Dan klemmen ze zich met hun geslachtsorganen aan elkaar vast. Zo doen dagvlinders het ook. Die kun je komende lente overdag twee-aan-twee zien rondvliegen. Ook dan is het mannetje piloot, of het vrouwelijke gefladder helpt of juist afremt, weet ik niet. Maar veel zal het niet helpen. Kleine voorjaarsspanners bewijzen dat het tandemvliegen zonder extra set vleugels ook prima lukt.
Na de vrijage zetten de vrouwtjes eitjes af op eikebomen, waaraan de rupsen zich in april tegoed doen. Vervolgens komen ze aan hun gesponnen draadjes abseilen, om zich in de grond te verpoppen.
( Natuurdagboek Trouw 1 maart 2013 )