Vogels vangen op de klip
Op een smal richeltje, hoog aan een klip boven de branding, zwaait de held in de roman Luchtvissers met een net. Hij vangt papegaaiduikers die die onder het gras op de rotsen broeden, in holen. Ze glippen hun hol uit, fladderen naar zee en keren terug met hun kleurige papegaaiensnavel vol visjes. En dan is het zaak ze uit te lucht te scheppen met dat net.
De hoofdpersoon is gevlucht naar een afgelegen eilandje. Het eiland is verlaten door de bewoners, op een handvol zonderlingen na. Aan de hoofdpersoon hebben de eilanders een handige voedselvoorziener. Hij krijgt het luchtvissen binnen een dag onder de knie. Er zijn veel vogels nodig, de zomer loopt naar zijn eind en de jonge papegaaiduikers vliegen bijna uit. De rest van het jaar zijn ze op zee. Pas in de lente nemen de vogels hun broedkolonie in en valt er weer vlees te vangen.
Ik hou van afgelegen eilandjes en ik hou van vogels, dus qua couleur locale heb ik niets te klagen over Luchtvissers (Atlas, €19,99) van Trouw-columnist Gerwin van der Werf. Ik waan mij steeds op winderige klippen met gras, felle zon en donkere wolken, regen en glinsterende zee. En met de papegaaiduikers natuurlijk. Al zou ik ze zelf niet graag doodmaken. Maar op zo’n voedselarm eiland moet je wat. Op de Far Oer en IJsland is het eten van papegaaiduikers een oud gebruik. Ook de Inuit op Groenland weten er raad mee.
De jongbakken vogelvanger wordt bloedig gepikt, als hij zijn eerste slachtoffers onhandig beetpakt. Ik vind de papegaaiduikersnavel er zo niet-agressief uitzien, dat ik me er nauwelijks bloedig gepik bij kan voorstellen. Maar in doodsnood zullen zelfs papegaaiduikers…
(Natuurdagboek Trouw 12 dec. 2013)