Vieze champignon
In het kort gehouden grasperk in het gemeentegroen groeit een forse champignon, formaat CD maar dan veel dikker. Ik fiets erlangs en besluit er op de terugweg even af te stappen en een foto te maken, al heb ik mijn camera niet bij me en wordt het een telefoonfoto. Ook zou ik hem kunnen plukken om op te eten. Een paddestoel is tenslotte slechts een soort vrucht van een ondergronds levende plant. Bovendien wordt dat gras zo vaak gemaaid, dat de zwam er vroeg of laat toch aangaat.
Had ik nou maar alvast, schiet het door mijn hoofd, straks komt de maaimachine zo meteen al. Groningen mag dan een GroenLinks-gemeente zijn, zoals overal heeft het maaibeheer alle bezuinigingsrondes glansrijk doorstaan en wordt er niet gesnoeid op maaien. Zodra er iets boven het maaiveld groeit, moet het eraf.
Op de terugweg staat ie er nog. Ik maak foto’s en knijp even in de smakelijk uitziende hoed. Dan ruik ik aan mijn vingers. Bah, dat is niet de bekende paddestoelengeur, maar de lucht van een of ander ouderwets schoonmaakmiddel. De geur van carbolineum, dat giftige, zwarte goedje om mee te teren.
Het eten van carbolchampignons is geur- en smaaktechnisch af te raden, en ook omdat je er misselijk van wordt en buikpijn van krijgt. Dat komt door de gifstoffen die de zwam aanmaakt. Daarnaast neemt ie uit de bodem op wat daar voorradig is: zware metalen bijvoorbeeld, die eveneens giftig zijn. Dat wordt geen gevulde champignon vanavond!
Als ik de paddenstoel zou breken of beschadigen, zou de wond geel kleuren. Dat is naast geur en smaak een onderscheid met de eetbare champignons: de gewone, de straat- en de weidechampignon. Ik doe dat niet, opeten zou me al met een licht schuldgevoel opzadelen, zomaar kapotmaken doe ik al helemaal niet.
En al zou ik het willen, dat wordt al voor me gedaan. De volgende dag komt er een meneer in oranje hesje op een motormaaier en weg is de carbolchampignon.
(Natuurdagboek Trouw maandag 22 juli ’19)
Eén gedachte over “ Vieze champignon”
Hallo meneer Dijksterhuis,
Nog even iets over de meikever: afgelopen lente trof ik best veel meikevers aan op de muur van het schoolgebouw waarin ik peuterjuf ben. Ze zaten daar relatief warm. Nadat het zonnetje warmer was gaan schijnen, vlogen ze weg.
Ook zaten er nog een paar in de zandbak. Die heb ik de peuters voorzichtig laten zien, door er eentje voorzichtig in mijn hand te houden. Maar na een paar minuten vloog hij dan weer weg. We vonden het een leuke ervaring.
Dit alles speelde zich af in het dorpje Nijemirdum, in Friesland.
Hartelijke groeten,
Anita Nieuwenhuijsen
Reacties zijn gesloten.