Vier merels!
Als ik uit het raam kijk zie ik allerlei vogels scharrelen, hippen en fladderen. Ik heb een huisje met voer opgehangen en een vetbol. Ik tel vier vinken, twee koolmezen, twee pimpelmezen en vier merels: twee vrouwtjes en twee mannetjes. Het gezellige gevederte leidt me af van het schrijven van dit stukje!
Vooral die merels maken me blij, want het gaat niet goed met de merels. De vogelziekte usutu heeft flink huisgehouden onder de soort. Nog steeds gaan er merels aan dood. De mode om achtertuinen in te richten als een verlengstuk van de woonkamer, met stenen of houten vloer, zitmeubels en verlichting, doet merels ook geen goed, maar onder die trend lijden alle tuinvogels. Merels zijn met hun voortvarende broedgedrag nog als een van de beste in staat de gevaren van de menselijke omgeving het hoofd, eh kopje te bieden. Behalve de levenloze tuininrichting zijn dat katten en auto’s.
Volgens Vogelbescherming compenseren merels hun verliezen door veel jongen groot te brengen. Daarbij zou het kunnen dat nieuwe merels snel de vrijgekomen plekken innemen. In de herfst trekken merels uit Scandinavië over ons land en blijven er veel hangen. Hoewel de meeste van hen, als ze de winter overleven, in de lente wel terug zullen gaan naar het noorden, weet je maar nooit of zich een avonturier in de tuin settelt. De vier wintergasten die ik nu zie zijn mooi verdeeld over de seksen, dus als ze elkaar leuk vinden, zouden ze zomaar twee stelletjes kunnen vormen.
Ik maak me zorgen over de merel. Nadat de spreeuw en de huismus uit de top-3 van algemeenste broedvogels zijn gekelderd en de veldleeuwerik uit de top-10, namen merels en mezen die top-2 over. Dat zijn geen weide- of akkervogels en ze lijden minder onder de sterilisering van het platteland. De laatste jaren echter worden merels geteisterd door die ziekte. Ook is er een alarmerende sterfte onder mezenkuikens, waarover later meer.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 10 december ’19)