Vergrijzende kokmeeuw
Van 5 april tot 30 juni 2009 hing in een buitenwijk van Groningen de kokmeeuw 3.230.965 rond. Hij werd in de gaten gehouden door kokmeeuwenman Klaas van Dijk. De meeuw was als nestjong geringd op 22 juni 1979 door Jan Veen in het Lauwersmeer. In de buitenwijk beleefde de kokmeeuw zijn dertigste verjaardag. Vergrijzing is onder kokmeeuwen een jaarlijks terugkerend verschijnsel. Ik zag er al een paar met een grijs waas over hun witte winterkop. In de loop van de winter vergrijzen ze allemaal. Hun koppen worden steeds donkerder, tot ze de donkerbruine, bijna zwarte kap hebben waaraan ze hun tweede naam danken: kapmeeuw. Klaar voor het broedseizoen. Wat rokjesdag voor Martin Bril was, moet kapjesdag zijn voor kokmeeuwen. Na de paarvorming begint dat donkere weer te tanen, eind juni, juli.
Eén keer zag ik al een kokmeeuw met zwarte kap in november, maar meestal pas eind december. Let maar eens op. Dat zwarte oortje hebben ze altijd wel, het gaat om de hele kop.
Dat die ene kokmeeuw dertig was, weten we dankzij de ring. Klaas van Dijk ringt zelf al jaren kokmeeuwen, samen met Frank Majoor van Sovon Vogelonderzoek. Uit terugmeldingen blijkt dat kokmeeuwen zoals veel vogels honkvast zijn. Weliswaar trekken ze ’s winters weg van hun broedkolonies, maar waar ze de winter doorbrengen, brengen ze iedere winter door. Vaak duikt een kokmeeuw bij exact dezelfde plantsoenvijver op als de winters ervoor. Maar er zijn uitzonderingen. De bejaarde meeuw zat in juni op 26 kilometer van zijn geboorteplek. En soms wordt er een buitenlandse meeuw gezien, uit Oost-Europa vooral.