Verdronken vlinder
Op het strand van Schiermonnikoog ligt een vlinder. Het is een kleine vos. Kleine vossen zijn er veel op het eiland. De Noordzee kunnen ze beter vermijden. Toch fladderen ze soms de zee op. Of waaien ze de zee op, maar niet tegen de wind in. Er waait een straffe noordenwind uit zee. De kleine vos moet het geprobeerd hebben, stortte neer en spoelde aan. Daar ligt hij, één vleugel als een tatoeage op het zand geplakt, de andere wapperend in de wind. Ik til hem op, en dan blijkt ie te bewegen. Ik zet hem in mijn hand en draag hem mee, zes kilometer over het strand. Onderweg vinden we nog drie vlinders, morsdood: nog een vos, een atalanta en een koolwitje, plat op het strandzand, met gespreide vleugels.
Ik hurk bij die verdronken vlinders en neem foto’s met één hand, de kleine vos in de kom van mijn andere. Ik serveer de vos een paar druppels drinkwater. Hij drinkt niet, hij zit stil, maar als ik hem wil overhevelen naar mijn andere hand, klampt ie zich vast. Zou hij dit overleven? Misschien is hij vergeven van zeewater en sterft hij hoe dan ook. Zou er meer in hem omgaan dan misschien een vaag onbehagen? Lijdt hij? Moet ik hem uit zijn lijden verlossen? Eén zo’n vlinder, langer dan een dag of wat leven ze meestal toch niet, waar zou ik me druk om maken. Maar toch. Noem mij een sentimenteel watje, ik neem die vlinder mee. In de duinen zet ik hem op rolklaver, hopelijk naar ’s vlinders zin. Veel bloemenkeus is er trouwens niet en zelfs mijn sentiment raakt een keer op.
(Natuurdagboek Trouw 12 sept. 2013)